Cromwell en Milton.
Wat al punten van overeenkomst, bij zooveel verschil in karakter en neigingen, tusschen deze twee mannen, die in het rampzaligste tijdperk van Engelands geschiedenis zooveel hebben bijgedragen, om het koningschap ten val te brengen en het catholicisme te vernederen.
Was het enkel haat, die Milton hiertoe aanzette, bij Cromwell was berekening de drijfveer. Wendde de eerste al de krachten van zijn grooten geest en zijn scherpe pen aan, om koningschap en catholicisme den doodelijken steek toe te brengen, de laatste bediende zich ter bereiking van zijn oogmerken, van zijn zwaard en van al de lagen en listen, die zijn Macchiavellistische politiek hem aan de hand deed Mocht beider pogen al met een oogenblikkelijken goeden uitslag bekroond worden, duurzame resultaten leverde het niet op Het koningschap werd in het tot in merg en nieren monarchale Engeland na den dood van den geweldenaar weer hersteld, en de katholieke godsdienst mocht nog twee eeuwen lang vervolgd en gekneveld worden, ook hij wist zich ten slotte vrij te strijden van elken dwang der staatskerk.
Cromwell, de zoon van een eenvoudig landedelman, werd door eer- en heerschzucht verteerd. Beginselen had hij niet, en in den strijd, jarenlang tusschen koning en parlement gevoerd, koos hij nu eens de zijde van genen, dan van dezen, totdat hij ten slotte het oogenblik gekomen achtte, om als de openlijke vijand van het koningschap op te treden en al de ontevredenen onder zijn banier te vereenigen. Evenals prins Maurits, die niet wist of de praedestinatie er groen of geel uitzag, bekommerde Cromwell zich niet om den godsdienst; maar daar hij begreep, welk een groote invloed door den godsdienst als hefboom was uit te oefenen, hield hij zich als een vroom puritein en nam daardoor de talrijke aanhangers dier sekte voor zich in, die Cromwell als een Messias beschouwden, welke de even vurig gehate katholieken en presbyterianen zou ten onder brengen.
De zwakke Karel I, die door zijn weifelen, meer nog dan door zijn verloren veldslagen, zijn kroon in gevaar bracht, was tegen Cromwell, die een even bekwaam legeraanvoerder als geslepen diplomaat was, niet opgewassen. Van stad tot stad moest de ongelukkige vorst de wijk nemen voor het zegevierend leger der puriteinen, en het einde van dit treurspel was, dat Karel Stuart het hoofd verloor op het blok. Nu werd de monarchie afgeschaft en de republiek ingevoerd, met natuurlijk, Olivier Cromwell aan haar hoofd.
Deze eerzuchtige, die zich achtereenvolgens verschillende waardigheden liet opdragen, tot hem ten slotte de titel van protector van het Vereenigd Koninkrijk met meer dan koninklijke macht geschonken was, had geen ander doel, dan voor zijn huis een erfelijke dynastie te stichten. Door alle middelen en langs allerlei slinksche wegen trachtte hij dit doel te bereiken. Toen hij evenwel zag, dat het volk hiertoe niet geneigd was en velen zijner voormalige vrienden tegen den dwingeland en koningsmoorder samenspanden, liet hij zijn droombeeld varen. Voor het overige was Cromwell onbeperkt heer en meester over goed en leven van zijn onderdanen, en telkens wanneer een parlement zich verstoutte, aan zijn macht te tornen of zijn voorrechten wilde beknibbelen, liet hij het doodeenvoudig door zijn soldaten uiteenjagen. Hij regeerde dan een tijdlang zonder parlement, totdat hij, geld noodig hebbende voor zijn oorlogen, er weer een samenriep, maar dat, een maaksel van zijn handen, in alles zijn zin deed en geen hooger wil erkende, dan dien van den protector.
Door zijn gelukkige oorlogen met verschillende landen van Europa, dat, stom van verbazing den koningsmoord had aanschouwd, maar het zwaard niet uit de scheede durfde trekken om dien te wreken; door de groote ontwikkeling van handel en nijverheid, die onder zijn regeering een ongekenden bloei bereikten, wist Cromwell het Engelsche volk zijn wreedheid en tirannie te doen vergeten. Toch had de overweldiger sedert zijn verheffing tot het protectoraat misschien geen oogenblik rust. Door de schim zijner slachtoffers achtervolgd, meende hij bij elken stap het zwaard der wraak boven zijn hoofd te zien zweven. Zonder vrienden of verknochte dienaren, durfde hij niemand vertrouwen, zelfs zijn eigen kinderen niet. Zonder ophouden door de vrees gekweld, dat men hem zou vermoorden, liet hij een groot aantal kamers maken in het paleis Whitehall, en iederen nacht sliep hij in een ander vertrek. Bovendien was in elke kamer een luik, dat toegang gaf tot een trap, die bij de Theems uitkwam en waarlangs hij in geval van nood zou kunnen ontkomen.
Deze vrees, die geen oogenblik van hem week, was een gerechte straf des Hemels voor