Het testament. -
De doode is ternauwernood ter aarde besteld; links zien wij nog de baar, waarop de kist heeft gerust, met de uitgedoofde kaars en den wijwateremmer. Maar voor het meerendeel der aanwezigen is de ontslapene op dit oogenblik toch al vergeten; al hun gedachten zijn bij zijn testament, dat de dorpsnotaris voorleest. Uit de trekken der verschillende omstanders en omzitters is vrij duidelijk te lezen, wat hen bezielt. De meesten zijn klaarblijkelijk gespitst op het hun toegewezen aandeel in de nalatenschap, en alleen het meisje, dat op den achtergrond tegen een kast leunt, schijnt van andere gedachten vervuld. De moedeloos neerhangende handen samengevouwen, leent zij maar achteloos het oor aan den voorlezer. Haar geest is niet bij de opgesomde testamentaire bepalingen, maar dwaalt af in droeve herinneringen. Zij is kennelijk de dochter van den overledene en haar gemoed is nog vol van het smartelijk verlies; al het andere is haar onverschillig.
De verscheidenheid van uitdrukking en houding en de gelukkige groepeering der talrijke personages verraden bij den schilder een fijne opmerkingsgave en een gemak van uitvoering, die hier samenwerken tot een meesterlijk tafereel.