Kruisverheffing.
Het kostbaar werktuig onzer verlossing, het kruishout waaraan de Zaligmaker ter uitboeting van de zonden der wereld leed en stierf, is van de vroegste tijden in de Oostersche zoowel als in de Westersche Kerk het voorwerp van de hoogste vereering geweest. Overeenkomstig het gebruik der joden, welke bij de lichamen der ter dood gebrachte misdadigers ook de werktuigen begroeven, die bij hun terechtstelling hadden gediend, was na den dood van Christus het kruishout op Golgotha begraven en bleef daar eeuwenlang onder de aarde bedolven, tot het in de vierde eeuw door de H. Helena werd teruggevonden. De gedachtenis dier heuglijke ontdekking wordt onder den titel van Kruisvinding gevierd op den 3en Mei. Het feest van Kruisverheffing, dat op den 14en September valt, is gewijd aan de herdenking van een andere gewichtige gebeurtenis, die wij hier in het kort willen verhalen.
In het begin der zevende eeuw maakte Chosroës II, koning van Perzië, gebruik van de zwakheid, waartoe het Romeinsche rijk vervallen was, om dit een heftigen oorlog aan, te doen. Hij begon met Mesopotamië en een gedeelte van Syrië te vuur en te zwaard te verwoesten. Heraclius, tot dusver prefect van Afrika, maar inmiddels tot keizer uitgeroepen, liet hem den vrede aanbieden onder belofte van een jaarlijksche schatting; maar Chosroës sloeg dit aanbod minachtend af en weigerde zelfs de gezanten des keizers te ontvangen. Achtereenvolgens nam hij de steden Edessa, Apamea, Cesarea, Damascus en Jerusalem in en bezoedelde de heilige stad door schromelijke gruwelen. Een menigte priesters, kloosterlingen en Godgewijde maagden werden gruwzaam gedood. Het meerendeel der inwoners werd als slaven aan de joden verkocht, en velen kwamen in de folteringen hunner beulen om. De Perzen staken de kerken, tot zelfs de kerk van het H. Graf, door de H. Helena gebouwd, in brand en roofden de schatten, vooral bestaande in kostbare gewijde vaten en relieken. Onder die relieken was ook het gedeelte van het ware kruis, dat de H. Helena te Jerusalem had achtergelaten. De patriciër Nicetas redde nog met medehulp van een der vrienden van den Perzisch en generaal Sarbazara, de spons, waarmee den stervenden Verlosser edik en gal was te drinken gegeven, alsmede de lans, waarmee Hem de zijde geopend was. Deze beide relieken werden naar Constantinopel gezonden.
Den 14en September van dat jaar (614) werd de spons in de hoofdkerk dier stad voor de vereering der geloovigen uitgesteld, terwijl den 26en October ook de lans in het openbaar werd vereerd. Vier dagen lang kwamen de geloovigen bij deze relieken neerknielen om de bescherming Gods af te smeeken voor de bedreigde Christenheid en den Hemel te bidden dat de gehoonde eer des kruises gewroken mocht worden.
De patriarch Zacharias werd met een groot aantal andere Christenen gevankelijk naar Perzië gevoerd. Gedurende zijn afwezigheid droeg de priester Modestus zorg voor de geloovigen, die te Jerusalem waren achtergebleven en liet verscheidene verwoeste kerken en kloosters weer uit hun puinen oprichten. De Perzen zetten inmiddels hun veroveringen voort; zij namen Alexandrië in, verwoestten geheel Egypte en maakten zich meester van Carthago.
Zooveel verliezen noopten Heraclius nieuwe stappen te doen om den vrede te verkrijgen. Doch hij mocht daarin evenmin slagen als de vorige maal. Chosroës antwoordde dat de Romeinen op geen vrede behoefden te rekenen, zoolang zij een mensch, door anderen gekruist, als God aanbaden en weigerden de zon te aanbidden.
Heraclius stelde intusschen al zijn vertrouwen op Christus, wiens eer zoo bloedig beleedigd was; hij nam al het goud en zilver, dat in de kerken te vinden was, om met behulp dier schatten een leger op de been te brengen, waarmee hij de Perzen in hun eigen land kon bestoken ten einde ze van het hart des rijks af te trekken.
In het jaar 622, kort na Paschen trok hij met zijn strijdmacht tegen Perzië op. Terwijl hij zich aan het hoofd zijner troepen stelde, zwoer hij zijn soldaten, met het kruisbeeld in de hand, hun tot in den dood getrouw te zullen blijven. Hij herinnerde hun hoe de Perzen de landerijen verwoest, de steden geplunderd, de kerken verbrand, de altaren omvergeworpen en de heilige plaatsen door schandelijke ongebondenheden ontwijd hadden. Hetzelfde jaar viel hij de Perzen in Armenië aan en behaalde de zegepraal. Den volgenden zomer maakte hij zich meester van de stad Gazac, waar hij een prachtigen tempel en het paleis van Chosroës in de asch legde. In dit paleis stond een beeld, dat den koning voorstelde gezeten onder een koepel, die het gewelf des hemels met zon, maan en sterren verbeeldde. In het rond stonden engelen met schepters in de hand, terwijl een vernuftig mechanisme het gerommel van den donder nabootste.
Keizer Heraclius liet zijn leger in Albanië overwinteren: uit medelijden schonk hij aan vijftig duizend Perzische gevangenen de vrijheid en voorzag in hun behoeften. Die menschlievende daad stemde de vijanden gunstig voor hem en zij baden voor de zegepraal zijner wapenen, opdat hij Perzië mocht bevrijden van een tiran, die door zijn wreedheid de geesel der menschheid was.
De wapenen van Heraclius werden zichtbaar gezegend; hij achtervolgde Chosroës van stad tot stad en verwoestte zijn sterkten. Toch bleef deze, hoewel gestadig genoodzaakt voor den overwinnaar te wijken, elken voorslag tot den vrede afwijzen. Dit verbitterde zijn eigen onderdanen en de veldheer Sarbazara koos openlijk partij voor de Romeinen. Zich nu nergens meer veilig ziende, nam de Perzische koning de wijk naar de stad Seleucia aan den Tigris, waar hij zich met zijn vrouwen en kinderen opsloot. Plotseling door ziekte overvallen, koos hij zich tot opvolger Medarses, den zoon van de meest geliefkoosde zijner vrouwen. Maar terwijl deze plechtig gekroond zou worden, kwam 's konings oudste zoon, Siroës tegen deze miskenning van zijn recht als troonopvolger in verzet. Door de edelen gesteund, maakte hij zich van zijn vader meester en wierp dezen in den kerker, waar de ongelukkige vorst aan allerlei ontberingen en mishandelingen blootstond. Voor zijn oogen liet hij Medarses, dien Chosroës tot zijn opvolger bestemd had, vermoorden met nog verschillende andere kinderen des konings, en na vijf dagen bezweek Chosroës onder de folteringen van zijn ontaarden zoon.
Siroës sloot vrede met de Romeinen en stelde al hun gevangenen, waaronder de patriarch van Jerusalem in vrijheid. Hij gaf de geroofde provinciën terug alsmede de geroofde schatten en reliquieën, waaronder ook het heilig kruishout, dat