| |
Wetenswaardig Allerlei.
De champagne-duiveltjes. -
De vijfhonderdduizend duivels, waarvan Oettinger in zijn bekend Champagne-lied zingt, worden niet door het een of ander gemakkelijk tooverformulier in de flesschen gekluisterd. Daartoe is heel wat werk en moeite noodig in de onderaardsche ruimten, die als het ware de bakermat zijn van den wereldberoemden wijn.
De most der roode en witte druiven wordt, na de uitpersing door middel van ijzeren persen, in vaten gedaan, waarbij over de gisting zorgvuldig wordt gewaakt. De gesloten vaten blijven tot den volgenden zomer liggen, waarna de eigenlijke bereiding van de Champagne begint. In de krijtheuvelen van Châlons, Epernay, Reims strekken zich mijlen ver de kelders uit, dikwijls in drie onderaardsche verdiepingen boven elkander met verscheiden graden van temperatuur; trappen, liften, hellingen verbinden deze meestal door electriciteit verlichte verdiepingen. In deze kelders begint het versteken en versnijden, het vermengen der verschillende lagen en druivensoorten. Daarvan hangt vooral de hoedanigheid van de Champagne en het onderscheid tusschen de onderscheidene merken af. Deze vermengingen zijn een zorgvuldig bewaard geheim van de verschillende wijnhandelaars. Dan worden zij met behulp van vischlijm geklaard; de geklaarde wijn wordt in schoone vaten overgegoten en in April of Mei op flesschen afgetapt onder een kleine bijvoeging van suiker.
Nu beginnen de duiveltjes eerst hun hellewerk! De gisting is in het vat niet afgeloopen, maar wordt eerst in de flesschen voltooid. Hoe zorgvuldig die ook zijn nagezien of ze wel sterk genoeg zijn om die gisting te weerstaan, toch doet de opbruisende jonge wijn er acht tot zestien van de honderd springen. In minder goed ingerichte kelders zijn de wijnduiveltjes dikwijls nog buitensporiger in hun uitgelatenheid, zoodat soms de helft der flesschen, die rechtop naast elkaar in 't gelid staan, er aan gelooven moet. Maar de wegvloeiende wijn wordt door waterdichte, schuinsloopende gootjes in een groot vat geleid, uit welks inhoud een uitstekende wijnazijn gefabriceerd wordt, als hij niet tot het leveren van mindere Champagne-soorten gebruikt wordt.
De flesschen zelf, die op een stelling met de kurk naar beneden worden geplaatst, worden tweemaal per dag geschud, waardoor het bezinksel en de onreinheden zich tegen de kurk afzetten.
Na tien of twaalf maanden worden de flesschen ontkurkt, waarbij het koolzuur alle verdere onreinheden meevoert, daarop gauw gesloten, vervolgens nog eens geopend tot het bijgieten van een likeur, dat aan den wijn zijn eigenaardig bouquet en kleur geeft en welks samenstelling tot de geheimen der firma behoort (meestal bestaat het uit een suikeroplossing met cognac en ouden wijn) en ten laatste wordt door middel van de stopmaebine een nieuwe dichte, met het merk der firma voorziene kurk in den hals der flesch gedreven en met touw en gloeiend ijzerdraad bevestigd, waarna kop en hals met staniool overtrokken en de etiketten opgeplakt worden. Thans eerst zijn de Champagne-duiveltjes voor goed ingekerkerd, tot men hun veroorlooft de kuik in de lucht te jagen, lustig schuimend de glazen te vullen en met hun opbruisend vuur de geesten te prikkelen.
| |
Japansche doopnamen. -
Een kalender met namen van heiligen voor het heele jaar, waaruit
| |
| |
men dan een keuze kan doen voor de namen der pasgeborenen, bezitten de Japanners niet. Bij hen is het nogal gemakkelijke gebruik in zwang, het kind naar het voorwerp te noemen, waarop bij zijn geboorte de blik des vaders het eerst valt. Het spreekt vanzelf, dat daardoor ook het verschil in jongens- en meisjesnamen wegvalt. Het is dan ook niets ongewoons, een kind in Japan lelie, stoel, broodpan, venster of iets dergelijks te hooren noemen.
| |
De kracht der zonnewarmte. -
De natuurkundige Herschel heeft uitgerekend, dat een ijscilinder van 75 kilometer doorsnede en 360,000 kilometer lengte, wanneer hij plotseling in de zon gedompeld kon worden, binnen een seconde zou smelten.
| |
De werking van het gas of schilderijen en meubels. -
Tot dusver zette men de schade, die schilderijen, boeken, meubels enz. in door gas verlichte vertrekken lijden, gewoonlijk op rekening der zwavelzuren, die ondanks alle mogelijke zuivering van het gas daarmee uit den brander stroomen. Door nauwkeurige onderzoekingen is thans aangetoond, dat de hoeveelheid dezer zuren zeer klein is. Alleen reeds het aansteken van vier gewone lucifers brengt meer zwavelzuur voort, dan een gewone gasvlam in een uur kan leveren. De aangerichte schade is dus enkel toe te schrijven aan de door de vlammen voortgebrachte hitte, die het dichtst bij den zolder het grootst is en naar beneden afneemt.
| |
Een millionnair uit de oudheid. -
Grellius leefde in het bezit van een ontzaglijk vermogen te Agrigentum op het eiland Sicilië in den bloeitijd dezer stad. Hij leefde als vroolijke Frans en onderscheidde zich door zijn vrijgevigheid en gastvrijheid. Hongerigen vonden bij hem altijd open tafel, arme schouwburglief hebbers konden gratis de voorstellingen bijwonen, arme meisjes kregen van hem een uitzet, wie zijn geld verloren had, of hij burger dan wel vreemdeling was, kon het bij hem terugkrijgen. Kortom, zijn reusachtig vermogen stond iedereen ten dienste. In zijn huis bevonden zich alle mogelijke gemakken, om nog zooveel vreemden te herbergen. Hij plaatste zelfs dienaren aan de poorten der stad, om de reizigers uit te noodigen, zich van zijn huis en zijn tafel te bedienen.
Op zekeren keer nam hij bij koud weer vijftig ruiters uit Gella op, onthaalde ze gastvrij en schonk ze bij hun vertrek elk een warmen mantel.
Een ontzaglijke in de rotsen uitgehouwen kelder bevatte 300 in den steen uitgekapte bekkens met wijn, elk met een inhoud van 300 amphoren (5 amphoren zijn een okshoofd).
Zijn einde was niet in overeenstemming met het geluk, dat hij zijn heele leven gesmaakt had, en bevestigde de spreuk van den wijzen Solon, dat men niemand vóór zijn dood gelukkig moet prijzen. Bij de verovering van Agrigentum door de Carthagers in 406 v. Chr. vluchtte hij met andere burgers in den tempel van Minerva, en toen de woeste soldaten de hand wilden slaan aan de kostbaarheden, belette hij dit, door het gebouw in brand te steken en met alle schatten in de vlammen om te komen.
| |
Boomen tegen wormen te beschermen. -
Als een uitstekend middel daartoe wordt door een Amerikaansch landbouwblad aangeraden spijkers in de boomen te slaan, waardoor zoowel de stam als de vruchten van de aanvallen der wormen verschoond moeten blijven. Een half dozijn spijkers in iederen boom geslagen zou voldoende zijn om het succes te verzekeren. Men schrijft die verrassende uitkomst toe aan de oxydatie van het ijzer door het sap en het binnendringen der ijzerdeelen in al de takken van den boom.
de grijze specht, naar de schilderij van marie laux.
| |
Iets over het weer. -
Een Duitsch weerkundige zegt in een brochure over weervoorspelling o.a. het volgende, dat den lezers misschien belang kan inboezemen, indien zij er ten minste om geven te weten, wanneer men met of zonder paraplu moet uitgaan: Is het eenigen tijd lang - vooral des zomers - goed weer, en gaat de zon aan een helderen hemel onder met schitterenden, roodgouden glans, dan zal het, indien de barometer hoog staat, nog geruimen tijd mooi weer blijven. Wanneer op een mooien zomerdag bij heldere zon zich aan de effen blauwe lucht kleine, ronde, witte wolkjes vertonnen, blijft het eveneens goed weer. Indien bij blauwen, wolkenloozen hemel de barometer langzaam daalt, geeft dit betrokken lucht en verandering van weer te kennen; daalt de barometer snel, dan is er onweer ophanden. Blijft de barometer in de volgende dagen langzaam aan het dalen, dan zal het betrokken lucht zijn, effengrauw van kleur, en regen blijft niet uit. Als na enkele dagen mooi weer bij zonsondergang zich mist vertoont en de zon bloedrood in die damplagen verdwijnt, of zooals men zegt, ‘gesluierd’ ondergaat, dan is dit een teeken dat er weersverandering op handen is. Den volgenden dag zal het dan gewoonlijk nog goed weer zijn; maar den tweeden dag zal de lucht betrekken, de avondmist breidt zich uit tot wolken en, indien de barometer niet gaat stijgen, zal het spoedig regenen.
| |
Een interessante proefneming. -
In het klein gelukt het laten bevriezen van water op de volgende eenvoudige wijze, waarvan men zich evenwel alleen bij daglicht kan bedienen. Men strijke met een horlogeglas over een watervlakte, zoodat aan de holle zijde van het glas een droppel blijft hangen. Daarna giet men op de holle zijde een weinig ether van zwavel en blaast er op, waarna de waterdruppel zich bijna onmiddellijk in een kleinen ijskristal zal veranderen.
| |
De krokodillenvangst in Indie. -
Een in Engelsch-Indië reizend Engelschman verhaalt over dit onderwerp het volgende: Ik had gedurende mijn achtjarig verblijf in Indië dikwijls gelegenheid, krokodillen ter grootte van 4 ½ tot 8 meter te vangen.
Eenige mijlen van Calcutta verwijderd bevond zich aan den oever van den Ganges een boerderij met een grooten molen, op een plaats waar de stroom een breede bocht maakt. Op deze boerderij werden veel varkens geslacht en de afval in het water geworpen. In deze bocht wemelde het van krokodillen, die den afval met vraatzucht verslonden. Langen tijd poogde ik tevergeefs, de beesten neer te schieten; zoodra ze getroffen waren doken ze naar beneden en werden door de strooming weggedreven. In het vlakke water heb ik veel kleine geschoten; zij zonken geregeld naar beneden, maar kwamen na drie of vier dagen weer aan de oppervlakte. De grootste had een lengte van 5.89 meter, maar kwam 15 tot 20 centimeter aan zijn staart tekort en miste bijna zijn geheelen snuit. Hij had acht schietwonden in den kop en vier in het lichaam, terwijl een zijner oogen was uitgeschoten. In zijn buik bevonden zich een doode Hindoe, 7 paar schoenen, 3 armbanden, een stuk opgerold koperdraad, 3 varkensstaarten enz.
De grootste krokodil, dien ik toen ving, mat netto 8 meter, maar was mager en woog niet meer dan die 6 meter lang was, welken ik vroeger gevangen had. In het bekken, waarin ik de levend gevangen krokodillen bewaarde, maakten de beesten een leven als een oordeel, knorden en blaften als honden en sloegen elkaar met den staart.
Mijn vangtoestel bestond uit 40 vademen sterk Manillatouw, waaraan twee tegen elkaar geplaatste haaitanden bevestigd waren. Als aas gebruikte ik stukken vleesch en met lucht gevulde varkensblazen, die de haken voor zinken vrijwaarden. Het touw was aan een in den grond gedreven paal bevestigd. Daarmee heb ik er minstens twintig gevangen. Een der grootste had, toen hij aan den haak hing, zooveel kracht, dat zeventien man noodig waren, om hem op het droge te trekken. Van een der ijzeren vanghaken had hij den weerhaak afgebeten.
| |
Uitputting der kolenmijnen. -
De uitputting der kolenmijnen in Europa is een vraagstuk, dat in hooge mate de hedendaagsche nijverheid interesseert. Volgens een onderzoek, door den Pruisischen minister van Openbare Werken bevolen, zouden de Europeesche kolenmijnen (met uitzondering van die van Rusland en enkele kolenlanden van minder beteekenis) uitgeput raken in deze volgorde: eerst die van Oostenrijk-Hongarije en vervolgens die van Frankrijk en België. Wanneer dit precies gebeuren zal, lezen wij niet; alleen dat het op zijn laatst zal wezen binnen vijfhonderd jaar, wat zeker nogal een aanmerkelijke tijdruimte is. In Groot-Brittannië en Duitschland zou het kolengebrek zich het laatst voordoen. Gelukkig zal tegen dien tijd de betere benuttiging van water-, wind- en andere natuurkrachten de ontzaglijke behoefte aan kolen wel eenigszins hebben verminderd.
|
|