bouwde men, (wet jammer!) een pseudo-Gothisch koor aan de Romaansche kerk. Zoodoende werd niet alleen de bovenkerk misvormd, haar harmonische eenheid verbroken, maar ook de crypte verminkt, doordien de grondslagen van het nieuwe koor de helft van het linker en rechter halfrond van het trifolium afsneden.
Zoo werd de schoonste crypte der Nederlanden in den grond bedorven, en wegens het wegnemen van de zes vensters der zijabsiden in somber schemerlicht gehuld. Hoe vurig en hoe aanhoudend het verlangen was om het heiligdom in zijn oorspronkelijke schoonheid te herstellen, men zag geen kans zulk een grootsch werk tot stand te brengen.
Het in 1893 te vieren jubelfeest van het vijftigjarig bestaan van Rolduc als seminarie van Roermond bracht redding.
Dank aan het initiatief en aan de hooge bescherming van Zijne Doorluchtige Hoogwaardigheid Monseigneur Franciscus Boermans, bisschop van Roermond, dank aan de milde bijdragen der oud-studenlen van Rolduc en aan de edelmoedige medewerking der provincie, heeft men het groote werk van den herbouw van het priesterkoor, en als noodzakelijk gevolg van zijn onderbouw, de crypte, ondernomen en reeds bijna tot stand gebracht.
De herbouw der crypte is voleind! De eerbiedwaardige eeuwenoude krocht is wonderschoon!
Was reeds voor den herbouw haar indruk zoo overweldigend en trof ze den kunstenaar door haar edele, fraaie vormen, hoe klimt de bewondering en de geestdrift, nu het heele klaverblad zich ontvouwt en door zijn negen vensters het licht straalt, geheimzinnig nog, maar voldoende om de drie zuilenrijen met haar rijk bewerkte voetstukken en kapiteelen ten volle te doen waardeeren!
Waarlijk, Ailbertus was een meester in de kunst.
Het overheerlijk monument wacht nog slechts op de noodige versiering: op de steenen, met de crypte volmaakt overeenstemmende zijaltaren; op de gekleurde vensters, die ons de voorstelling zullen bieden van het geheim der Boodschap des Engels, het titelfeest der crypte en der bovenkerk; de voorstelling ook van het zoo bekende feit uit de geschiedenis van den heiligen Norbertus. Toen namelijk de heilige op de nu nog bestaande altaartafel van het hoogaltaar der krocht het heilig misoffer opdroeg, viel na de consecratie een spin in den kelk; uit eerbied voor Jesus in het allerheiligste Sacrament nuttigde de heilige met het heilig Bloed het insect, en terwijl hij, na de mis aan den voet van het altaar knielde om zijn dankzegging te verrichten en zich tot den dood voor te bereiden, in de meening dat deze dieren doodelijk vergif bevatten, gaf hij de spin levend bij het niezen terug. Ook de heilige Gerlacus zal er niet ontbreken, hij, de adellijke boeteling der twaalfde eeuw, die na zijn bekeering, zijn leven te Houthem doorbracht, wonend in den uitgeholden eik, en elke week te Rolduc bij den abt Erpo zijn biecht kwam spreken, noch de heilige Lucia, de onverschrokken martelares, wier reliquieën in de crypte op den dag der wijding in het hoofdaltaar werden ingelegd, de machtige patrones tegen brand en ziekten, die er gedurende de middeleeuwen, onder grooten toevloed des volks, aangeroepen en vereerd werd.
Ook mag de polychrome versiering der kruisgewelven niet achterwege blijven, daar deze immers duidelijk bij den herbouw in de linkerabsis te voorschijn trad, noch een mozaïekvloer, zooals men hem aantreft in de Romaansche kapel van het Rijksinuseum.
Had Ailbertus de crypte gebouwd, zijn opvolgers trokken daarboven de kerk op.
In het jaar 1130 werd de eerste hand gelegd aan dit monument, dat in waardigheid en zuiverheid van vormen met de schoonste kerken van dien bouwtrant aan den Rijn kan wedijveren. Men bouwde in dat jaar het priesterkoor in trifolium op den grondslag der crypte, en later achtereenvolgens, met tusschenruimte van vele jaren, de verschillende vakken van hoofd en zijbeuken der kerk; zij werd pas voltooid in 1200, en datzelfde jaar ingewijd door Philippus, bisschop van Ratzeburg.
De kerk, als basilica gebouwd, vormt een parallelogram, bekroond met een absis in klaverblad. Deze, wegens haar symbolische beteekenis zeer opmerkenswaardige vorm, is uiterst zeldzaam; hij verzinnebeeldt het leerstuk der H. Drievuldigheid, en des te treffender wordt deze voorstelling als wij bedenken, dat de Annalen den genialen stichter Ailbertus noemen: sanctissimae Trinitatis cultor eximius, een uitstekend vereerder der heilige Drievuldigheid.
Tusschen den narth ex (die oorspronkelijk in vorm veel overeenkomst had met dien der Romaansche kerken van Maastricht, maar in den loop der eeuwen veel veranderingen heeft ondergaan) en den kruisbeuk, strekt zich de kerk op een breede plint naar het Oosten in vier gelijke, vierkante vakken uit.
de crypte van rolduc.
De wijd gerekte kruisgewelven rusten op zware vierkante pijlers, afwisselend met pilasters, die de graat- en gordelbogen dragen. Naar den kant der zijbeuken verheffen zich ronde, half in het metselwerk ingelaten zuilen, die aan den overkant in den muur der zijbeuken herhaald, de bogen der zijgewelven dragen. De voet- en kroonstukken dezer halve zuilen zijn hoogst opmerkenswaardig; eenige der voetstukken zijn bekapt in den vorm van fantastische monsters, symbolen der ketterijen, die door de Kerk overwonnen werden.
Om tegensteun te geven aan de zware gewelven der vier vakken in den hoofdbeuk, heeft de bouwmeester de zijbeuken afwisselend gebouwd met verhoogde tongewelven, die van den eenen pilaar tot den anderen gaan, en met lagere kruisgewelven, die rustend op een tusschengeplaatste kolom, door deze in twee gelijke vierkanten verdeeld zijn.
Zoo komt het tongewelf, dat zich op de gordelbogen der zijbeuken verheft, de geboorte der gewelven van den middelbeuk ondersteunen en ontvangt deze middelbeuk het licht èn uit de vensters, die in den muur van den hoofdbeuk boven de zijdaken geplaatst zijn, èn van den verhoogden muur der zijbeuk, waar het hooge tongewelf ruimte geeft voor twee grootere vensters, bekroond met een roosvenster van twee meter doorsnede.
Deze zeldzame bouwwijze is niet alleen doelmatig, omdat ze aan de gewelven krachtigen tegensteun verleent, maar zij geeft tevens aan het in- en uitwendige van het gebouw een heel eigenaardige en rijke afwisseling, die veel tot de schoonheid van het monument bijdraagt; van buiten, de drie kruisbeuken met hun door rondbogenfries omkranste gevels en hun drie vensters - het getal drie komt steeds terug in de kerk van Ailbertus: - van binnen, de beurtelings hoogere en lagere gewelven, bogen en zuilen, 't vormt alles in die verscheidenheid een zóó harmonisch geheel, dat wij niet kunnen nalaten, onze bewondering uit te drukken voor het genie van den stichter, vooral echter onze dankbaarheid jegens God, die in den alles vernielenden stroom der eeuwen dit heiligdom onzer vaderen bewaard heeft.
Bewaard, o ja, maar niet gespaard. Vreeselijke stormen zijn over het gebouw heengevaren.
Bij het jaar 1516 bemerkt de Annalist, dat de klooster- en kerkgebouwen vervallen of door brand vernield waren. Is in die algemeene ruïne ook het priesterkoor begrepen?
Het schijnt zoo; althans wij vinden er in verdere jaren geen gewag meer van gemaakt, totdat bij 't jaar 1558 de schrijver aanteekent, dat de abt Leonard Dammerscheid het nieuwe koor bouwt, het slecht Gothisch koor, dat met de kerk tevens de crypte heeft ontsierd en bedorven.
In den vreeselijken godsdienstoorlog der zestiende eeuw moest de kerk jammerlijk de getrouwheid der abten aan de oude leer misgelden: in de jaren 1568, 1574 en 1580 werd zij door de woeste legerbenden van Willem en Lodewijk van Naussau op deerniswekkende wijze geplunderd en door den brandfakkel geteisterd. In laatstgenoemd jaar ging de baldadigheid van een troep soldaten zoo ver, dat zij een reusachtigen stapel stroobossen in brand staken, zoodat de gewelven der St. Annakapel (tegenwoordig de kapel van Onze Lieve Vrouw) door de felle hitte nederstortten. De sporen van dezen brand zijn nog heden zichtbaar en nog is in deze kapel het gewelf van hout, niet van steen, zooals in het overige der kerk, gebouwd.
Nieuwe eeuwen brachten nieuwe vijanden. De zoogenaamde Renaissance verving in haar afschrik van alle Romaansche en Gothische vormen de Romaansche vensters van den kruisbeuk door een ruw en plomp muurwerk en onhebbelijke moderne vensters, voerde een der kruisgangen van de abdij door het Noordertransept en verschool achter belendende gebouwen de heele noordfaçade der kerk.
Bij het jaar 1690 teekent de schrijver der Annalen aan, als ware het een heuglijke gebeurtenis: ‘dit jaar is de heele kerk gewit’!!
De Fransche omwenteling zette de kroon op het vernielingswerk: de priesters moesten vluchten uit het heiligdom; de kostbaarheden des tempels werden verdeeld en naar de naburige parochiën overgebracht; en terwijl Rolduc eenzaam en verlaten treurde over zijn kinderen, heerschte de gruwel der verwoesting in de heilige plaats: de kerk werd gebruikt tot paardenstal!
God waakte echter over Ailbertus' heiligdom.
Terwijl al de rijke bezittingen der abdij in den maalstroom der beroerte verloren gingen, bleef het huis en de kerk, dank aan de teedere liefde der laatste kloosterpriesters, gespaard. In het jaar 1831 nam Mgr. van Bommel, bisschop van Luik, het gebouw over als klein seminarie voor zijn diocees, en stond het in 1843 af aan Mgr. Paredis, bisschop van Roermond.
Nu sloeg eindelijk, na drie lange eeuwen van tegenspoed, het verrijzenisuur voor het dierbare monument.
Onder Gods zichtbaren zegen en tegen alle menschelijke berekening in, vermocht het Bestuur van het Seminarie reeds in 1853 de hand te leggen aan de restauratie van kerk en krocht: de beschadigde gewelven werden geankerd, de gebroken zuilen hernieuwd, de vensters en vensterbogen herbouwd, het lijkkleed van kalk