Bij de Platen.
De laatste repetitie. -
Gewichtig oogenblik! Maanden lang heeft de toondichter gearbeid aan zijn omvangrijke compositie. Van den morgen tot den avond was hij er mee bezig; geen uur was ze hem uit de gedachten, tot zelfs in zijn slaap speelden de noten hem door de overspannen hersenen. Het was een kunstwerk, waarin hij alles wilde leggen wat hij te uiten had; een arbeid, die tevens de maat moest aangeven van zijn talent; een werk, dat voor altijd zijn naam vestigen, zijn toekomst verzekeren zou. Hij voelde zich daartoe sterk genoeg, maar toch in oogenblikken van ontmoediging folterde hem de twijfel aan eigen kracht. Wel stond het hem groot en helder voor den geest wat hij scheppen wilde; maar wanneer het er op aankwam die schepping zijner verbeelding uiterlijk vorm te geven, ze voor anderen te doen leven, dan kon hij zich zelven nimmer voldoen. De hoorbare uiting was maar een flauwe echo van hetgeen er zong en klonk, jammerde en jubelde in zijn binnenste. En honderdmaal veranderde hij, ontevreden, wat hij daags te voren in opgetogen geestdrift had neergeschreven: het voldeed hem niet meer, het was te zwak. Telkens liet hij de compositie ten gehoore brengen om zich van het effect te vergewissen, en bij elke repetitie ontdekte hij nieuwe zwakheden, leemten in zijn werk. Nu eens weet hij het aan de muzikale krachten der uitvoerders, die intusschen hun uiterste best deden om hem te bevredigen. Dan weer wierp hij de schuld op het gebrekkige van zijn eigen werk, en voortdurend bleef hij verbeteren, wijzigen, schrappen of inlasschen.
Maar eindelijk is de onherroepelijk laatste repetitie gekomen. In hevige zenuwoverspanning heeft de kunstenaar de partijen rondgedeeld, en angstig luistert hij toe of hij eindelijk de tonen verneemt, die hem zoo lang in de ooren der verbeelding hebben geruischt, of het hem eindelijk gelukt is weer te geven wat hij in zich voelde. En nòg is hij niet tevreden; nog brengt hij met zenuwachtig trillende hand verbeteringen aan op het muziekpapier. Hij kan bijna niet meer van uitputting. Zijn liefhebbende, zorgzame echtgenoote heeft hem een kussen in den rug gegeven, waartegen hij het moede hoofd kan laten rusten. Enkele belangstellende vrienden luisteren aandachtig toe en werpen ter sluik een deelnemenden blik op den kunstenaar. Hij zelf leeft alleen nog maar voor zijn toonwerk, dat hij door anderen moet hooren vertolken, anderen, die, hoe welmeenend ook, nooit zullen kunnen weergeven wat er leefde en woelde in hem.
Arme kunstenaar! Maar o, welk een vreugde, wanneer morgen, bij de eerste openbare uitvoering, zijn angstig, vertwijfelend pogen mag worden beloond door een schitterende zegepraal!