den regen weggespoeld wordt. Het jonge boompje, door het gebergte tegen den noordenwind beschermd, van zon en lucht omgeven, schiet nu welig op: na vier of vijf jaren brengt het al een paar zakken loof op, en na tien haalt zijn planter er dikwijls de belasting uit.
Lange jaren van vrede en gestadigen arbeid hebben dit rotsgebergte, waar zich eenmaal de Camisards verscholen, met een kunstmatig aangelegd woud bedekt. De moerbezieboom heeft met zijn weldadig lommer de bloedige sporen van den burgeroorlog bedekt.
Als de arbeid van den zijdeteler geëindigd is, begint die van de fabrikanten. Vooreerst worden de cocons in den bakoven gebracht, opdat de pop in haar omhulsel verdroge; zoodoende wordt de zijde er niet door besmeurd. Dan begint het afwikkelen der cocons, dat volgenderwijze in zijn werk gaat. Een handvol cocons wordt in een groot vat heet water geworpen; het water maakt de draden los, ontwart en wascht ze een eerste maal. De vrouwen, die met dit werk belast zijn, grijpen de draden, die aan de oppervlakte drijven, vatten ze samen en vereenigen ze naar gelang van de sterkte die men aan het weefsel geven wil. Terwijl zij met de eene hand, met behulp van een soort kleinen bezem, het water omroeren en den draad van de vezels bevrijden, die bourre of vloszijde genoemd worden, draaien zij met de andere een garenwinder, om de zijden draden onmiddellijk tot strengen te winden. De arme vrouwen, die met dit lastige karweitje belast zijn, hebben naast den ketel met heet water een pot koud water bij zich staan, waarin zij alle oogenblikken haar blauwroode, half verbrande vingers doopen. Die heele operatie heeft plaats in de open lucht of onder een afdak, waar vijf of zes ketels staan en evenzooveel vrouwen, die daaraan bezig zijn en ondanks haar allesbehalve plezierig werk daarbij nog een vroolijk liedje zingen. Het geeft haar in elk geval een stuk brood, zullen ze denken.
De zijden draden verliezen intusschen bij deze eerste behandeling gedeeltelijk al hun oorspronkelijke kleur, maar pas na de tweede wassching, die langer en omslachtiger is, dan de eerste, krijgen ze de bleeke goudtint, waar onder de ‘ruwe zijde’ in den handel kenbaar is. Het zou ons te ver voeren, wanneer wij al de bewerkingen beschrijven wilden, die de draden nog moeten ondergaan vóór zij in de verschillende kostbare stoften herschapen zijn, die door de weelde zoo hoog worden geschat. Maar in elk geval is het interessant na te gaan, hoe tot zelfs de afval nog tot verschillende doeleinden wordt aangewend.
De cocons leveren, zóó als ze van de heitakjes genomen worden, nog drieërlei onderscheiden producten, waarvan de nijverheid op allerlei manieren weet partij te trekken. Vooreerst hebben wij den eigenlijken zijden draad, die natuurlijk de meeste waarde heeft; dan volgt de bourre, een soort van groven, doorloopenden draad, die het fijn spinsel van den zijworm omgeeft en tot het vervaardigen van mindere qualiteit zijde wordt gebruikt, en eindelijk heeft men tusschen het spinsel en de pop nog een soort droge, saamgeperste, op papier gelijkende schaal, waarin de rups als larf besloten is.
Deze drie producten leveren het materieel niet voor drieërlei stoffen, maar voor duizenderlei verbindingen van zijde met andere materialen, waarbij de eerste aan die gemengde weefsels een zachten rijken glans en een bijzondere levendigheid geeft. De mooiste weefsels zijn ontegenzeglijk die, welke uit zuivere zij vervaardigd zijn, dat wil zeggen waarbij schering en inslag uit echte zijden draden bestaan; dan volgt wat fraaiheid en kostbaarheid betreft het gemengde weefsel, waarbij de zijden draad de schering en katoen den inslag vormt.
Een tweede klasse, eveneens tot in het oneindige gevarieerd, omvat de weefsels uit bourre; hier echter is de draad niet zoo zeer het werk van den zijworm, als wel van den mensch. Deze is namelijk, door de smerige massa van den afval der cocons, die vroeger als totaal nutteloos werd weggegooid, te verzamelen, te koken, uit te zoeken en op allerlei manieren te bereiden, er langzamerhand toe gekomen, daaruit vlokken van fijne zilverglanzige zijde te verkrijgen, welke door machines gesponnen, de stoffen leveren, die onder den naam van fantasiestoffen dikwijls in fraaiheid met de weefsels van zuivere zij wedijveren.
De derde klasse eindelijk, op dezelfde manier gevarieërd, wordt uit de droge schaal bereid, die nog in het begin van deze eeuw op den mesthoop werd geworpen. Tegenwoordig echter verkrijgt men daaruit, door ze met een kam te verdeelen en te kaarden, een derde soort van draad, die altijd nog fijner en glanziger is dan de mooiste katoenen draad en aan de stoffen, waarin hij gemengd voorkomt, een bijzonderen glans bijzet.
Zoo wordt dus niets, letterlijk niets van den cocon ongebruikt gelaten. Alles van het kostbare insect, dat dien cocon gesponnen heeft, wordt tot het een of ander nuttig doel aangewend, tot zelfs zijn... uitwerpselen, die nog dienst doen om varkens te mesten.