Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 10 (1893-1894)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 10
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 10Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 10

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (47.07 MB)

Scans (770.13 MB)

ebook (40.56 MB)

XML (2.82 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 10

(1893-1894)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 49]
[p. 49]

[Nummer 7]

Rolduc

Rolduc, de algemeen bekende inrichting voor hooger en middelbaar onderwijs in het bis dom Roermond, herdacht den 9en Augustus van dit jaar haar vijftigjarig bestaan als zoodanig. Als zoodanig, zeggen wij, want het eigenlijke huis met de kerk klimt tot vrij wat hoogeren ouderdom op, ja deze laatste mag tot de eerbiedwaardigste gedenkstukken uit het verleden op onzen va derlandschen bodem gerekend worden.

Het gouden feest van het wijdvermaarde opvoedingsgesticht, waar in de laatste halve eeuw zooveel duizenden jongelingen werden gevormd tot nuttige leden der maatschappij, is ons een welkome aanleiding om een korte bespreking te wijden aan deze hoogst belangrijke inrichting en tevens de voornaamste feiten aan te stippen uit de eeuwenlange en veelbewogen geschiedenis der aloude abdij, waarin zij is gevestigd. Wij twijfelen niet of ook onder de lezers der Illustratie zullen talrijke oudleerlingen van Rolduc worden aangetroffen en allen hebben ongetwijfeld meermalen gehoord van de veelgeprezen stichting: allen zullen er dus belang in stellen, ter gelegenheid van het gouden feest, dat honderden oudleerlingen en vrienden uit alle oorden des lands op het feestvierende huis vereenigde, in dit en het volgend nummer enkele afbeeldingen van de omvangrijke gebouwen te vinden en eenige bijzonderheden daaromtrent te vernemen.

De afbeelding bij vogelvlucht op blz. 50, geeft al aanstonds een goed denkbeeld van het uitgestrekte gesticht, zooals het zich vooral in de laatste jaren ontwikkeld heeft onder de bekwame leiding van den volijverigen directeur, Mgr. W. Everts, wiens portret de eerste bladzijde van dit nummer siert.



illustratie
mgr. w. everts, directeur van rolduc.


Den 9en Augustus was het vijf en twintig jaar geleden, dat de geleerde priester de leiding van het opvoedingsgesticht op zich nam, en daarom werd deze dag uitgekozen voor de viering van het gouden feest, dat anders op 1 Mei l.l. had moeten vallen, daar den 1en Mei 1843 het seminarie Rolduc geopend werd. Mgr. Everts, die reeds van 1851 tot 1868 als leeraar aan het gesticht de letteren onderwezen had, zag zich met de opperste leiding belast op het oogenblik dat het gesticht een nieuw en gewichtig tijdperk was ingetreden. De wetten van 1863 en 1876 op het middelbaar en hooger onderwijs stelden het katholiek bijzonder onderwijs voor zware eischen, waarmee ook Rolduc rekening had te houden. Maar Mgr. Everts toonde zich in die moeielijke omstandigheden den man der Voorzienigheid, die alles ten beste wist te leiden. ‘Jeugdige leeftijd,’ zeide te recht prof. Neujean bij zijn optreden, ‘lichaamskracht, wetenschap, - geloof en offervaardigheid, - bedrijvigheid en initiatief, dat zijn de kostbare hoedanigheden, die zich in zijn persoon vereenigden.’

Nauwelijks - zoo verhaalt de eerw. heer Corten in zijn feestgeschrift Rolduc voorheen en thans - was de wet ter regeling van het middelbaar onderwijs afgekondigd, of op aansporing en gedeeltelijk reeds onder de leiding van den Zeereerw. Heer Everts, destijds nog leeraar, bereidde Rolduc de toekomstige leeraren voor, die met het gevorderde getuigschrift van den staat voorzien, aan de nieuw ingerichte school hun werkkring zouden vinden.

In den driejarigen cursus, die tevens tot handelsschool ingericht is en reeds lang voor de staatsscholen bestond, was het programma der studiën volgens de eischen der nieuwe wet terstond veranderd geworden.

In 1872 werd ook de vijfjarige cursus geopend. Aan de zuidzijde werd een nieuwe vleugel aangebouwd met leeszalen, kabinetten voor natuur- en scheikunde, voor natuurlijke

[pagina 50]
[p. 50]

historie, met nieuwe teekenzaal, in één woord met al wat voor de nieuwe inrichting noodzakelijk of wenschelijk was.

Na de invoering van de wet tot regeling van het Hooger Onderwijs in 1876, werden ook de klassieke studiën zóó geregeld dat de leerlingen der rhetorica (6e klas) het admissie-examen der Universiteit konden afleggen.

Van dien tijd af gaat de wetenschappelijke opleiding der geestelijkheid hand aan hand met die der leeken, vereenigd waar het kan, gescheiden waar het moet; en terwijl de jeugdige levieten, getrouw aan hun roeping, niet alleen in de behoeften der kerkelijke bediening in het bisdom Roermond rijkelijk voorzien, maar tevens in aanmerkelijk getal of als ijverige missionnarissen èn in de Nieuwe Wereld, èn in het oude Azië aan de uitbreiding des geloofs werken, of in de verschillende kloosterorden zich aan een hoogere volmaaktheid toewijden, verlaten anderen ieder jaar het gesticht om aan de hoogescholen hun studie te voltooien en zich in alle provinciën van het land te verspreiden om er de meest verscheiden betrekkingen te vervullen.

Zoo ontstaat tusschen geestelijkheid en burgerij een vriendschappelijke verhouding, die beiden ten goede komt; zoo beantwoordt de school aan het ideaal der opvoeding in onze tijden, waarvan kardinaal Manning sprak in eene vergadering der Katholieken te Mechelen.

Het katholieke Nederland heeft de zorgen en moeiten op prijs weten te stellen, en steeds zijn vertrouwen aan het gesticht in ruime mate geschonken.

Het getal der leerlingen groeide dermate aan, dat de ruime gebouwen niet meer toereikend waren. In het jaar 1876 werd de noordelijke vleugel van het huis gedeeltelijk hooger opgebouwd, gedeeltelijk opnieuw van den grond uit, tot ruimere eet-, speel- en slaapzalen, opgetrokken.

Terwijl zoo onder de uitstekende leiding van hun hoogstgewaardeerden directeur, de leeraren hart en geest der jeugd met deugd en wetenschap verrijkten, verbeterde en verfraaide het bestuur van het gesticht door zeer nuttige inrichtingen het huis; helder gaslicht schittert in de uitgestrekte gebouwen, rijkelijk stroomt door de heele ruimte het frissche water der diepe bronnen en geen moeite wordt gespaard om den jongelingen alles te bieden, wat hun nuttig en tevens, binnen de grenzen eener verstandige opvoeding, aangenaam kan wezen.

Eere wien eere toekomt!

Daarom verhief Mgr. Paredis, Bisschop van Roermond, den hoogeerwaarden directeur reeds in 't jaar 1883 tot de waardigheid van Kanunnik der Kathedraal, en Paus Pius IX in 't jaar 1876 tot die van Kamerheer Zijner Heiligheid. Daarom verleende de hoogeschool van Leuven den kundigen en geleerden priester den titel van Doctor in de Letteren in 't jaar 1887. Daarom werd Mgr. Everts bij gelegenheid van zijn veertigjarig priesterschap in 1891 door Paus Leo XIII, den roemrijk regeerenden Paus, benoemd tot Huisprelaat en door Hare Majesteit de Koningin-Weduwe tot Ridder van den Nederlandschen Leeuw.

Eere wien eere toekomt!

Daarom vereenigden zich leeraren, leerlingen en oud-leerlingen met den doorluchtigen en beminden Kerkvoogd van het Bisdom, Mgr. Franciscus Boermans, en brachten bij gelegenheid van het veertigjarig priesterschap, in woord en daad de schitterendste hulde aan den hooggevierden jubilaris. Daarom herdachten zij jubelend en dankbaar den 9en Augustus het vijf en-twintigjarig bestuur van den ijverigen priester en vereeuwigden zijn naam en roem met hun huldeblijk in een gekleurd vensterraam van het nieuwe priesterkoor.

Behalve dit persoonlijk huldeblijk aan den verdienstelijken en beminden directeur hebben de dankbare oudleerlingen nog een ander feestgeschenk aangeboden, bestemd om de jaren en de eeuwen te trotseeren, namelijk het in oorspronkelijken stijl herbouwde koor der merkwaardige kerk.

De voormalige abdijkerk van Rolduc met haar overschoone crypte is, zooals wij reeds aanstipten, een der belangrijkste gedenkstukken van vroegmiddeleeuwsche bouwkunst in Nederland en mag als zoodanig met de St. Servaas van Maastricht en de oude basiliekenvan Susteren en Odiliënberg op ééne lijn worden gesteld. Bovendien bewaart zij niet alleen de herinnering aan groote vaderlandsche heiligen zooals Norbertus en Gerlacus, maar ook aan de hertogen van Limburg, afstammelingen van Karel den Groote en voorvaderen van ons doorluchtig Vorstenhuis, die er begraven liggen, zoodat zij niet ten onrechte het Nederlandsche St. Dénis genoemd is. Vooral de crypte die geheel in den oorspronkelijken stijl is gerestaureerd, geldt voor een zeldzaam juweel van bouwkunst uit het Romaansche tijdperk.



illustratie
rolduc bij vogelvlucht.


Ons voorstellende, in het volgend nummer van kerk en crypte een door afbeeldingen verduidelijkte beschrijving te geven, willen wij ditmaal, aan de hand van het straks genoemde feestgeschrift, in het kort den oorsprong en de geschiedenis her aloude abdij van Rolduc verhalen.

De schrijver der Annales Rodenses, die in het midden der twaalfde eeuw leefde en waarschijnlijk een kloosterling was van Rolduc, een tijd en ambtgenoot van den stichter, verhaalt dat een eerbiedwaardig, uit adellijken bloede te Antoing, in Vlaanderen, gesproten priester, Ailbertus, terwijl hij aan de stiftschool te Doornik de letteren onderwees, door God aangespoord werd om zijn vaderland te verlaten en God een heiligdom te stichten op de plaats, die hem herhaaldelijk in een droomgezicht werd getoond.

Op de roepstem des Heeren vertrekt de vrome priester met zijn beide broeders Thyemo en Walgerus. Op God alleen vertrouwend, richt hij zijn schreden niet naar het grondgebied zijner adellijke verwanten, maar neemt, na een langen en moeilijken tocht, zijn intrek bij graaf Adelbert van Saffenberch, die toen op zijn burcht te Rode ('s Hertogenrode) vertoefde. De pelgrim verzoekt nederig, in het gebied van den graaf de plaats te mogen opsporen, die God hem had getoond. De graaf stemt toe in zijn bede; en ziet, terwijl Gods ijverige dienaar rondzwerft, zoo verhaalt dichterlijk de middeleeuwsche schrijver, ontwaart hij midden in de dichtbegroeide wouden een open vlakte, met welig, bloemrijk gras bewassen, en rechts en links door heldere fonteinen besproeid; en eenige schreden verder gaande, ter plaatse waar nu de crypte en het priesterkoor liggen, heft hij vol vreugde de handen ten hemel, valt dankend op de knieën, het heele lichaam ter aarde gebogen: hij erkent de gezegende plek, die hem zoo levendig en zoo duidelijk in visioen getoond was. Terwijl hij in tranen en gebeden God dankt, hoort hij onder den grond een geklingel als van altaarbellen, ten teeken dit die plek aan 's Heeren dienst moest gewijd, en dat daar in den loop der eeuwen ontelbare malen het heilig Misoffer moest opgedragen werden.

De uitverkoren plaats was ook den inwoners bekend en heilig: zij hadden er dikwijls hemelsche verschijningen gezien, en herders, die naar die bloeiende zoden de kudden dreven, bevestigden, dat zij vaak op die plek liefelijke melodieën als van hemelsche geesten gehoord hadden. Daarom eerbiedigde men dat oord, en bleef het tot aan de komst van den dienaar Gods onbebouwd en onbewoond.

Overigens scheen Ailbertus, den bouwmeester, de plaats zeer geschikt tot zijn doel: er was hout in overvloed, een beek tot het aanleggen van vischvijvers in de nabijheid, steengroeven op korten afstand en rondom een vruchtbare grond ter bebouwing.

Terstond werd een noodkapel uit hout vervaardigd, waarin de vrome Ailbertus het eerst de heilige mis aan God opdroeg. In het jaar 1106 bouwde hij een priesterkoor in steen; maar toen Embrico, een rijk edelman aan de Aar, op de faam der heiligheid van Ailbertus, zich onder diens leiding, met zijn familie aan den dienst des Heeren had gewijd, en zijn rijke bezittingen aan het pas gestichte klooster had geschonken, werd dit, naar het schijnt, niet ruim genoeg aangelegd koor geslecht, en bouwde Ailbertus, ondersteund door Embrico, de crypte als onderbouw der kerk, die weldra zou volgen.

In het jaar 1108, den 13den December, feestdag der heilige Lucia, werd de plaats, bestemd voor de kerk van Rolduc en de krocht, plechtig ter eere van de H. Maagd en van den aartsengel Gabriël gewijd, door Otbertus, bisschop van Luik, wien een schaar van hooggeplaatste geestelijken, met name de aartsdiakenen van de bisdommen van Keulen en Luik, en tevens Bruno, aartsbisschop van Trier, terzijde stond. Ook Graaf Adelbert en zijn zoon Adolf knielden voor het altaar om vooraf in handen van den bisschop plechtig afstand te doen van den eigendom dier plaats en van de belendende bosschen en landerijen, en ze aan God den Heer, aan Maria en den aartsengel Gabriël te schenken.

De oorkonde der kerkwijding en van den afstand der bezittingen berust in de archieven van Rolduc.

Van het oogenblik af dat Ailbertus zich met zijn twee broeders op de uitgekozen plek had gevestigd, waren van alle zijden de landlieden toegestroomd om de woorden des heils uit zijn mond te vernemen en hem in ruil daarvoor van alle levensbehoeften te voorzien. Ailbertus toch had al zijn goederen onder de armen van zijn vaderland verdeeld, om de heilige armoede van Christus te omhelzen. Hij leefde van het werk zijner handen, gebruikte zelf noch vleesch noch wijn, maar oefende de gulste gastvrijheid jegens vreemdelingen.

In het jaar 1108 gaf bisschop Otbertus van Luik, bij gelegenheid van de wijding der crypte, aan de pas verrezen kloostergemeente het recht om haar eigen overste te kiezen. Die overste, aan wien de bisschop de waardigheid van abt zou schenken, bekwam de machtiging om te doopen, Gods woord te verkondigen en de geloovigen te begraven.

Reeds het volgend jaar kwamen zich geestelijken onder Ailbertus' leiding stellen en zoo groeide de jonge kloostergemeente voorspoedig aan, tot in 1111 een verschil van meening tusschen Ailbertus en Embrico den eerste bewoog zijn stichting te verlaten. Hij vertrok

[pagina 51]
[p. 51]

naar Gallië, waar hij, bij Laon, het klooster Claire-Fontaine stichtte. Begeerig vóór zijn overlijden nog eenmaal Rolduc en de daar achtergebleven vrienden terug te zien, keerde hij in 1122 naar deze streken terug en stierf in geur van heiligheid te Sechtem, waar hij begraven werd.

Na het vertrek van Ailbertus, den geliefden priester en overste, wendden de broeders in hun verlegenheid zich tot het klooster van Raitenbusch in Beieren en kozen tot hun prelaat Richer, een man zeer ervaren in de letteren en van zijn jeugd af in de reguliere kloostertucht opgevoed. Onder zijn leiding werd Rolduc een abdij van reguliere kanunniken van St. Augustinus.

Een groote schaar van priesters uit de bisdommen Luik en Keulen hadden zich daar Gode toegewijd, en ook leeken leefden er, onder den titel van ‘conversen,’ volgens den kloosterregel. In het jaar 1122 bevestigde een bulle van Paus Callistus II de stichting der abdij en verzekerde haar het bezit harer goederen. Ook deze bulle, gegeven ‘onder den visschersring’, berust nog in de archieven van Rolduc.

Rolduc werd als een brandpunt, waaruit de stralen van geloof en wetenschap zich naar alle richtingen heen verspreidden, het eerst natuurlijk over ons vaderland. Zoo stichtte de abdij het klooster van Bern bij Heusden, dat later door Norbertijnen bewoond werd; in Friesland vestigde zij de kloosters Ludinghakerke, Achtelen, Berghen, Hasche en Anyghem. In het bisdom van Luik bedienden de Augustijner koorheeren van Rolduc niet minder dan twintig parochiën en bouwden verschillende kerken. Ook tal van vrouwenkloosters werden door de abdij zoo in als buiten ons vaderland opgericht.

Reeds van de eerste jaren af was aan de abdij een kloosterschool verbonden, die onder de leiding stond van den prior, en weldra een hooge vlucht nam, zooals kan blijken uit een catalogus harer boekerij, omstreeks het jaar 1230 opgemaakt. Die boekenlijst bevat niet minder dan 33 nummers libri theologici (godgeleerde boeken) en 96 libri artium liberalium et philosophorum et auctorum et poetarum (boeken over de vrije kunsten, van de wijs geeren, schrijvers en dichters). Het onderwijs omvatte, volgens het gebruik der middeleeuwen, de zeven vrije kunsten, dat is de grammatica, rhetorica en dialectica, welke het trivium, de musica, arithmetica, geometrica en astronomia, die het quadrivium vormden.

Al deze vakken moesten doorloopen zijn, vóór de leerling zich aan de studie der H. Schrift mocht wijden. Dat ook de beoefening van natuurkunde, landbouw en geschiedenis niet uitgesloten was, bewijzen de boeken over deze vakken in den catalogus opgeteekend. Zoo was dus Rolduc van zijn eerste bestaan af, een kweekplaats van wetenschap en christelijke beschaving.

Dank aan den ijver der opeenvolgende abten nam de abdij met de jaren in geestelijken en stoffelijken vooruitgang toe, tot eindelijk de treurige tijden der Hervorming aanbraken. Gedurende den tachtigjarigen oorlog herhaaldelijk gebrandschat en geplunderd, dreigde het huis bij den Munsterschen vrede in handen te vallen van de Republiek der Vereenigde Nederlanden.

Van die zijde werden alle listen en lagen gebruikt om de rijke abdij machtig te worden; de abt werd gevangen gezet, ja ontsnapte slechts ternauwernood aan den dolk van den sluipmoordenaar. Door tusschenkomst van den legaat van 't Spaansche hof bij de Republiek kwam hij echter weer te Rolduc terug en dank aan zijn onvermoeide pogingen - tot dertienmaal deed hij de reis naar 's-Gravenhage om de belangen der abdij te bepleiten - bleef zij ten slotte behouden: in 1662 werd uitgemaakt dat zij aan Spanje zou blijven behooren. Nog heden bewaart Rolduc met trots de beeltenis van haar redder in dat uiterste gevaar en eert de nagedachtenis van den kloeken en onverschrokken abt Winand Lamberti.

Onder zijn opvolgers Van der Steghe, Bock en Heyendal herstelde de abdij zich snel van de geleden schade en verheugde zich sedert in den weligsten bloei tot de storm der Fransche omwenteling over het heerlijke godsgesticht heenstreek en het met geheele vernieling bedreigde.

In 1793 werd Rolduc door de Fransche legerbenden in beslag genomen. De priesters moesten vluchten om hun leven te redden; de altaren werden omvergehaald; alle kostbaarheden, die niet tijdig in veiligheid waren gebracht, werden geroofd, de ruime zalen veranderd in kazernen, de kerk in een paardenstal! De gruwel der verwoesting heerschte in de heilige plaats.

Wel dienden vijftien der aanwezige kloosterheeren (25 Frimaire, l'an 5) een krachtig protest in tegen den heiligschendenden roof, maar wat vermag recht tegen geweld en dwingelandij?

In 1797 werd Rolduc en zijn onderhoorigheden in 't openbaar verkocht. De kloosterheeren kochten hun eigen bezittingen uit de handen der roovers terug. Nederig baden zij om te mogen wederkeeren in het dierbaar oord, in hun eigen woning, het werd geweigerd.

Dan zou ten minste het huis tot schuilplaats en onderkomen dienen voor zieke en afgeleefde priesters, - ook dat werd geweigerd.

Zoo bleef hun niets anders over dan de orde te ontbinden. De twee en dertig overgebleven kloosterheeren lieten zich ontslaan van hun beloften van armoede en verdeelden onder elkander de goederen der abdij in 1804. Maar eenparig namen de kloosterheeren het edelmoedig besluit: Rolduc met zijn pachthoeve mag niet in de verdeeling der goederen vallen. Het zal gemeenschappelijk eigendom blijven, totdat het tot een heilig doel, liefst tot een seminarie zal afgestaan worden.

Die dag zou lang uitblijven!

Een kwart eeuw lag Rolduc, het eens zoo rijkbevolkte heiligdom, eenzaam en verlaten. Het was een onbewoond erf, aan de vernielzucht van tijd en menschen prijsgegeven.

Een doodsche stilte heerschte in de ruime gangen. Gods tempel was een bergplaats geworden van hout, steen en stroo; de vensters waren stuk geslagen en slechts ruwe stroomatten beschutten het eens zoo rijkversierde heiligdom tegen sneeuw en regenvlagen.

In de ruime kapittel- en bibliotheekzaal, zoo verhalen nog de ouden van dagen, vergaderde de jeugd der omliggende dorpen om haar spelen uit te voeren; en zoo weinig werd het oude klooster geëerbiedigd, dat de arme dorper der omstreken er vrij het hout der slaapzalen en de steenen der vloeren wegnam en te zijnen bate aanwendde.

Verlaten, geheel verlaten was Rolduc, doch niet voor immer; uit den langen doodslaap zou het worden gewekt tot vernieuwd en bloeiend leven.

De eerste stappen om aan Rolduc zijn nieuwe bestemming te geven, werden in 't jaar 1817 gedaan, toen de overgebleven kloosterheeren de abdij als een vorstelijk geschenk aan Mgr. Barret, den generaal vicaris van Luik aanboden, om ze tot klein seminarie in te richten.

Dat edelmoedig aanbod kon echter wegens politieke omstandigheden pas in 1819 aangenomen, en het plan eerst in 1831 ten uitvoer gebracht worden.

Enkele jaren gingen voorbij, - en Rolduc was een der bloeiendste scholen van het land.

Meer dan driehonderd studenten bevolkten de ruime gebouwen. Niet alleen vermocht het uitgebreide bisdom van Luik met Rolduc's leerlingen de rangen zijner geestelijkheid aan te vullen, maar ook leverde de school aan de maatschappij uitstekende mannen in alle betrekkingen, tot op de zetels van 's lands ministeriën.

In het jaar 1839 kwam door het aannemen der 24 artikelen een deel der provincie Limburg aan Holland, en deze splitsing had ook hare gevolgen op kerkelijk gebied: het afgescheiden deel ging van het bisdom Luik over aan het apostolisch vicariaat van Roermond en Mgr. Paredis kocht uit de handen van den bisschop van Luik Rolduc, dat zijn seminarie moest worden.

Dit gebeurde in het jaar 1843 en den 1sten Mei van dat jaar werd het seminarie te Rolduc geopend.

Het is deze heuglijke gebeurtenis, die op den 9en Augustus ll. door het feestvierende gesticht, onder den toevloed van honderden oudleerlingen en belangstellenden, plechtig werd herdacht, tegelijk met het vijf en-twintigjarig bestuur van den tegenwoordigen directeur Mgr. Everts. aan wiens hoogverdienstelijke werkzaamheid wij reeds in den aanhef rechtvaardige hulde hebben gebracht. Van ganscher harte stemmen wij in met de heilwenschen, den volijverigen priester-opvoeder op zijn zilveren feest aangeboden, en hopen dat onder zijn leiding Rolduc moge voortgaan als tot dusver voor het katholieke Nederland mannen te vormen, uitblinkend in geloof en wetenschap; mannen, het kloeke en edele voorgeslacht waardig, dat het eerbiedwaardige godsgesticht in het aanzijn riep.

In het volgend nummer geven wij, zooals reeds is aangestipt, een door afbeeldingen toegelichte beschrijving van de kerk met de crypte, dat roemwaardig gedenkstuk van het vroom en kunstrijk verleden.

 

(Slot volgt.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken