De H. Thomas van Villanova. -
Het fraaie beeld, door onze gravure weergegeven, werd voor eenigen tijd geplaatst in een der kerken van Schiedam, waar een bijzondere devotie schijnt te bestaan voor den H. Thomas van Villanova, gelijk ook hieruit blijken kan dat bij den Schiedamschen uitgever Van Pinxteren een litanie ter eere van genoemden heilige het licht heeft gezien, waarvan gretig door de geloovigen wordt gebruikt gemaakt.
Inderdaad schijnt de vereering van dezen heilige, die vooral uitblonk door zijn liefde tot de armen en zijn onuitputtelijke milddadigheid, vooral gepast in dezen tijd, nu wij bij den heerschenden nood zoo vaak worden aangemaand tot beoefening der christelijke liefde.
De H. Thomas van Villanova kan ons daarin tot een navolgenswaardig voorbeeld strekken, en den armen door zijn veelvermogende voorbede een krachtige helper zijn, gelijk hij bij zijn leven altijd te hunner hulpe bereid was.
De H. Thomas werd in het jaar 1488 te Fuenlana in Castilië geboren en verkreeg den naam Villanova van de dus genoemde kleine stad, een paar mijlen van zijn geboorteplaats gelegen, waar hij zijn opvoeding ontving. Van zijn ouders, die ofschoon niet rijk, toch het middel vonden om milde aalmoezen uit te deelen, erfde hij de liefde tot de armen, die heel zijn leven de sprekendste trek bleef van zijn karakter. Reeds op zevenjarigen leeftijd zag men hem op alle manieren de armen te hulp komen; dikwijls beroofde hij zich zelven van zijn voedsel, om het aan hen uit te deelen en voorkwam aldus vaak den wensch zijner ouders, die verrukt waren hem zoo liefderijk en middadig te zien. Aan die liefde tot de armen paarde hij em gestadige versterving, een bescheidenheid, die hem algemeen bemind maakten, een vlekkelooze zuiverheid van hart, een grooten afschuw voor de minste leugen, een teedere godsvrucht en een bijzondere liefde tot het gebed.
de h. thomas van villanova.
Hij deed schitterende studiën aan de universiteit van Alcala en werd reeds op zes-en-twintigjarigen leeftijd tot leeraar in de wijsbegeerte benoemd. Als zoodanig onderwees hij aan de hoogescholen van Alcala en Salamanca, doch terwijl hij aldus lauweren gaarde op het veld der wetenschap, dacht hij er slechts aan, zich uit de wereld terug te trekken. Een huis, dat zijn ouders hem geschonken hadden, had hij met hun goedvinden reeds tot een hospitaal ingericht, en het was zijn eenig verlangen zich geheel toe te leggen op de heilige armoede. Lang dacht hij na over de keuze der geestelijke orde, waarin hij die het best kon beoefenen, en ten slotte nam de professor van Salamanca aldaar het kleed aan der Augustijnen nagenoeg op hetzelfde tijdstip, waarop Luther in Duitschland dit afwierp.
Als novice toonde hij zich zoo nederig en verstorven, dat men zich verbaasd afvroeg hoe hij zoo spoedig den hoogen rang had kunnen vergeten, dien hij aan de universiteit van Salamanca innam. In het jaar 1520 ontving hij het priesterschap en las op Kerstdag zijn eerste H. Mis, waarbij de gedachte aan den menschgeworden God hem tot tranen roerde. Al spoedig werd hij door zijn oversten tot het predikambt en de toediening van het sacrament van boetvaardigheid gebruikt, en hij kweet zich van zijn nieuwe taak met zulk een ijver, dat hij den naam van Apostel van Spanje verwierf. Tegen zijn wil werd hij tot hooge waardigheden in de orde verheven en keizer Karel V koos hem tot een zijner predikers. De vorst raadpleegde den heilige meermalen in gewichtige zaken en bewerkte, ondanks den tegenstand van Thomas' nederigheid, diens verheffing op den aartsbisschoppelijken zetel van Valencia.
Met groote praal in zijn bisschoppelijke stad ontvangen, nom de H. Thomas zijn intrek in het klooster der Augustijnen om er zich door gebed en vrome overweging op zijn nieuwe taak voort te bereiden. Hij liet de tapijten en behangsels, waarmee men zijn troon versierd had, wegnemen en bestemde het geld, hem door het kapittel als welkomstgift geschonken, voor een ziekenhuis. Ook in het bisschoppelijk purper bleef hij in alles de heilige armoede betrachten; zijn kleeding en tafel waren meer dan eenvoudig; het grootste gedeelte zijner inkomsten werd besteed ten behoeve der armen. Dagelijks kwamen er vijfhonderd aan zijn deur en ieder ontving een bedeeling in brood, wijn en geld. De bisschop toonde zich de vader der weezen en droeg zorg voor het uithuwelijken van arme jonge dochters. Een bijzondere voorliefde koesterde hij voor de vondelingen; hij beloonde degenen, die ze aanbrachten, en de minnen, die ze het best verzorgden. Op een keer, dat een aan zee gelegen stad van zijn bisdom door zeeroovers geplunderd was, liet hij er levensmiddelen heenbrengen en bracht het geld bijeen om de gevangen inwoners vrij te koopen.
Op zijn sterfbed liet hij al het geld, dat hij bezat, aan de armen van de verschillende parochiën der stad uitdeelen en schonk al zijn meubels weg met uitzondering van zijn bed dat hij ten behoeve der gevangenen afstond, maar verzocht het te mogen behouden tot zijn dood.
De roep zijner buitengewone heiligheid was door geheel Spanje verbreid. Toen de Spaansche bisschoppen zich naar het concilie van Trente begaven, waaraan de H. Thomas wegens zijn ziekte niet kon deelnemen, kwamen de meesten hem vóór hun vertrek naar Italië bezoeken, ten einde hem te raadplegen over de houding, die zij hadden aan te nemen. Hij heeft verschillende werken nagelaten, waarin vooral een diepe nederigheid en een brandende liefde tot God uitblinkt. Die liefde deed hem dikwijls tranen van ontroering storten bij het vieren der heilige geheimen en meermalen zag men hem in geestverrukking als hij het woord Gods verkondigde.
Hij stierf in den morgen van den 8en September 1555, terwijl in zijn kamer de H. Mis werd opgedragen. Nade consecratie bad hij den psalm In te Domine speravi, en na de communie van den priester blies hij, met de woorden: ‘Heer, in uwe handen beveel ik mijn geest,’ den laatsten adem uit.
Hij werd overeenkomstig zijn verlangen in het Augustijnerklooster van Valencia begraven. Paus Paulus V verklaarde hem zalig in 1618 en veertig jaar later nam Paus Alexander VII hem op in de rij der heiligen.