Echt Amerikaansch.
De geschiedenis viel voor in het Westen der Vereenigde Staten.
John Warner, een jong telegrafist, zat voor zijn toestel; zijn gelaat was bleek, maar kalm, en hij scheen vrij onverschillig voor den zonderlingen, ongewonen toestand, waarin hij zich bevond.
Een vreemdeling, met een breedgeranden hoed op, gekleed in een jas van buffelleer, leunde op de tafel; zijn elleboog rustte op de papieren en in zijn opgeheven rechterhand hield hij een geladen zesloops revolver.
De loop was op Warner gericht.
Ondertusschen werd het volgende gesprek gevoerd:
‘Wanneer komt de express-trein voorbij?’
‘Hij moet over anderhalf uur voorbij komen, maar hij is een uur te laat.’
‘Een uur te laat, zegt ge?’
‘Ja, bovendien houdt hij hier niet stil. Gij moet naar Bloomville gaan, als gij den express nemen wilt.’
‘Maar als gij naar Bloomville telegrafeert, dat hij hier moet stilhouden, doet hij het dan niet?’
‘Neen, hij houdt niet stil,’
‘Heeft hij hier nooit stilgehouden?’
‘Een- of tweemaal.’
‘Wie liet hem dan stilhouden?’
‘De chef van dienst.’
‘Waar is die?’
‘Te Centre City.’
‘Goed; dan moeten alle orders van Centre City en van Bloomville langs dit bureau komen, niet waar?’
‘Zeker.’
‘Goed, dan zoudt gij van hier een telegram kunnen verzenden naar Bloomville, terwijl de lui daar niet weten of het van Centre City komt, ja of neen.’
‘Dat zou kunnen, maar dat doe ik niet.’
‘Zoo, ge doet het niet? Ook niet als ik het je vraag? Nu, jongmensch, ik zal oprecht zijn. Als ge niet aanstonds het telegram verzendt, dat ik u zal voorzeggen, schiet ik je twee of drie kogels door den kop. Wij hebben bij de kromming van den weg, een vijfhonderd meters van hier, de rails opgebroken, dus de trein houdt hier in allen gevalle op, zij het dan ook met het grootste ongeluk. Maar wij willen geen mensch kwaad doen, wij willen alleen een zeker pakje, dat, zooals wij weten, zich in den postwagen bevindt. 't Zal wel noodig zijn een beambte dood te schieten, want bij dat pakket is allicht een bewaker. Maar als gij nu den trein niet laat stoppen, waagt ge het leven van vijftig of meer menschen, en zelf moet ge er toch ook aan. Als ge integendeel mijn zin doet, komt er niemand om, en de luitjes in den slaapwagen weten niet eens wat er is gebeurd. Begrepen?’
‘Ja, maar laat mij een oogenblik nadenken.’
‘Goed, haast u, er is geen tijd te verliezen.’
‘Is de weg nu reeds opgebroken, of zult gij het doen als ik niet telegrafeer?’
‘Alles is reeds klaar.’
‘Dan zal ik den expres-trein laten stoppen.’
‘Nu, jongmensch, begrijp dan, dat als ge ons wilt bedriegen, dit u toch niet gelukken zal. Niemand kan hier komen en mijn vrienden bewaken het huisje, waaruit niemand ontsnappen mag.’
‘Wees gerust, 's nachts komt er zoo min iemand hier als overdag.’
‘Als je soms de aardigheid mocht hebben ons eenige soldaten op 't lijf te sturen, 't helpt niemendal; 't is je dood en wij voor ons hebben goeden paarden.’
De telegrafist had de hand aan het toestel geslagen maar keerde zich driftig om.
‘Houd toch je mond, ik kan niet telegrafeeren; ik zit voor het toestel en jij niet. En als je niet tevreden zijt, dan schiet maar, en telegrafeer zelf.’
‘Kijk, kijk, zoo heb ik nog niemand hooren spreken voor den loop van een revolver. Neen, vooruit maar, als je 't goed doel krijg je ook een deeltje in de winst. Maar ik ga er zoolang bij zitten.’
‘Goed, neem een stoel.’
Tik, tik... tik, tik, tik ging het toestel.
‘Wat beteekent dat?’ vroeg de bandiet.
‘Houd je mond, ik zal 't wel zeggen als 't klaar is.’
Warner verzond naar Bloomville het volgende telegram:
‘Het bureau is in de macht vaneen struikroover, die zijn revolver op mij gericht houdt. Ik geloof dat de bende van Zama hier is. Zij komen om den express te bestelen. Kunt gij een extra-trein sturen met een peleton soldaten om de bende op te vangen?’
Uit Bloomville werd geantwoord:
‘Aanstonds. Er staat een locomotief van een goederentrein gereed. Ik zal soldaten in de wagens bergen.’
Warner telegrafeerde verder:
‘Neen, doe dat niet, neem een passagierstrein en hang er een slaapwagen aan, dan gelijkt hij op den express-trein. Laat trein no. 9 stoppen, totdat deze terugkomt.’
‘Een goed idee, maar het zal u het leven kosten.’
‘Kunt ge mij in verbinding stellen met de toestellen voor electrisch licht in de stad, en dan de volle stroomsterkte hierheen voeren? Ik zal mijn bandiet met het toestel in aanraking trachten te brengen, en hem door electriciteit zien te dooden.’
‘Dat kan niet, daarvoor is de tijd te kort. Maar ik zal u alle stroomsterkte zenden, die wij hier hebben; die is misschien voldoende om uw Zama onschadelijk te maken. Sluit den stroom af, dan krijgt gij alles langs den dikken draad.’
‘Me dunkt, dat het veel in heeft een trein stil te houden,’ zei de bandiet, die onrustig begon te worden.
‘Ja, maar de trein is een uur te laat, ziet ge, en nu willen ze hem hier niet laten stoppen,’ sprak de telegrafist. ‘Maar ik geloof wel, dat ze het doen zullen. Nu moet ik even de verbinding afsnijden met Centre City, anders konden ze naar 't hoofdbureau telegrafeeren.’
‘Ge hebt gelijk, ga voort.’
‘Doch pas op, dat uw revolver niet afgaat.’
‘Die gaat nooit af, voordat ik het hem zeg.’
De telegrafist opende een kast, nam er een stuk koperdraad uit, bond er een schaar aan en stelde dat alles in verbinding met den dikken draad. Daarna scheen hij zijn toestel nog eens na te zien, nam een pot water en goot den inhoud over den vloer.
‘Pas op uw voeten,’ zeide hij tot den bandiet, ‘ik moet den vloer nat maken, anders komt er stof in de toestellen.’
‘'t Is niets, 't is maar water,’ sprak de andere.
De telegrafist ging weer zitten.
Tik, tik, tik ging het instrument.
Een seconde later kronkelde een lichtgroene vuurstreep over het water langs den grond.
‘Drommels,’ riep de bandiet, ‘wat is dat?’
‘Ik weet het niet, ik denk dat het toestel niet in orde is, maar ik zal 't wel verhelpen. Geef mij dien sleutel eens aan.’
De bandiet gaf hem den sleutel, doch hield voortdurend zijn revolver op den jonkman gericht.
De telegrafist werkte een weinig aan zijn toestel; toen wees hij op de schaar, die aan den koperdraad was verbonden, en zeide tot den roover, terwijl hij met zijn arbeid voortging:
‘Geef mij die eens even aan.’
Nauwelijks had de schurk de schaar aangeraakt, of hij viel neer, als 't ware verpletterd door den electrischen stroom; zijn haren rezen te berge, hij rilde over geheel zijn lichaam. Glimlachend ontnam hem Warner zijn revolver, deed de deur op slot en wachtte de gebeurtenissen af.
Hij wachtte niet lang. Weldra verkondigde een goed onderhouden geweervuur, dat de soldaten van Bloomville in gevecht waren met de struikroovers. Twee hunner werden gedood. Het overig gedeelte der bende ontsnapte, zonder te weten, wat met hun aanvoerder was voorgevallen.
Toen de aanvoerder uit zijn verdooving ontwaakte, had hij reeds de duimschroeven aan en was al op weg naar de gevangenis van Bloomville.