Wetenswaardig Allerlei.
Koffiehuizen in het Oosten. -
De koffiehuizen in het Oosten, de zoogenaamde chanen of Arabische herbergen, kunnen lang niet op dezelfde gerieflijkheid en comfort bogen, als die in Europa. Met de hotels, door uitgeweken Europeanen in de groote steden in het leven geroepen, schikt het nog al, maar de Arabische koffiehuizen spotten met iedere beschrijving. Het slechtst ziet het er onder dit opzicht uit met de herbergen, die zich eenige mijlen ten westen van den Nijl, aan den rand der Egyptische woestijn, of in het binnenland van Syrië en Klein-Azië bevinden.
Van de Egyptische stad Sioet aan den Nijl ondernam ik herhaaldelijk - aldus verhaalt een Duitsch reiziger -uitstapjes naar de oasen aan den westelijken rand der woestijn. Reed ik dan, in de hoofdplaats van zulk een oase aangekomen, met mijn paard door den somberen poortingang het binnenplein der herberg op, dan kwam mij in het begin noch de waard, noch een der bedienden tegen Ik moest mijn paard zelf op stal brengen, het water geven enz. Eerst na lang roepen werd een gedienstige geest zichtbaar; dit is gewoonlijk een neger, die de reizigers dikwijls nog brommend en met een zuur gezicht begroet. Vraagt de reiziger naar een logeerkamer, dan wijst de neger hem met een onverschillige handbeweging naar de eerste verdieping, waar zich een paar kamers bevinden. Gaat men nu de uitgesleten steenen trappen op, die rechtstreeks van het binnenplein naar de eerste verdieping voeren, dan komt men tot de bevinding, dat de logeerkamers groote, holle kale ruimten zijn Noch een bed, noch een divan, tafel, stoel of waschbenoodigheden zijn aanwezig. Alleen een insecten verzamelaar zou in deze kamers belangwekkende studiën kunnen maken, want op den vloer, aan de muren en de zoldering wemelt het van zes- en meerpootige diertjes. De reiziger veegt zoo goed en zoo kwaad het gaat het ongedierte de kamer uit, rolt zich in zijn dekens en rust dan van de vermoeienissen der reis uit.
Klaargemaakte spijzen kan men in zulk een herberg niet krijgen, het gemakkelijkst nog hoendereieren, een levende kip, en nu en dan komt het voor, dat de waard aan een talrijk reisgezelschap een levende geit of schaap verkoopt, dat de gasten dan zelf maar moeten slachten, koken of braden. De waard verkoopt niet eens dinkwater; de reizigers moeten het zich van de waterverkoopers aanschaffen, die het water in genaaide geitenvellen van den vroegen morgen tot den laten avond op straat te koop aanbieden.
Des avonds na zonsondergang verzamelen de reizigers zich gewoonlijk op de binnenplaats der herberg; sommigen slachten dan voor gezamenlijke rekening een geit of een schaap, snijden het vleesch in reepen en hangen het dan in de lucht te drogen. De Arabieren nemen gewoonlijk het vleesch in dezen toestand op hun reizen door de woestijn mee. Een Europeaan evenwel kan er in den regel maar weinig smaak in krijgen. Andere reizigers bakken hun brood, en leggen het deeg op een plat stuk blik, dat ze boven een vuurtje van kameelmest laten gaar worden.
De prijzen in zulk een herberg zijn natuurlijk laag. Voor logies betaalt men zelden meer dan negen tot vijftien centen. Daarvoor mag de reiziger ook nog een paard of kameel meebrengen, maar gewoonlijk stuurt de waard ze naar een wei.
Geeft men den waard of den bediende geldstukken, dan ziet men dikwijls, dat deze lieden koper- en zilvermunt in den mond steken en geruimen tijd bij wijze van pruim achter de kiezen laten zitten. Toch kunnen zij ook dan nog luid en duidelijk spreken Behalve Egyptisch en Turksch geld, neemt men ook Fransche en Italiaansche geldstukken ter betaling aan. Soms ook wordt de rekening met messen, scharen, naalden en dergelijke voorwerpen vereffend. In Abessinië worden ook nu nog kleine rekeningen met staafjes zout voldaan, die, opdat ze niet zouden breken of smerig worden, met schors omwonden worden. Ook ijzergeld, vooral ijzeren staafjes, nemen in Abessinië de plaats van pasmunt in.
Evenals bij ons komen ook in de Arabische herbergen de inboorlingen 's avonds een uurtje bijeen, om met elkaar of met de vreemdelingen een praatje te maken. Bier, wijn of likeuren worden bij deze gelegenheid niet gedronken, hoogstens een kop koffie. Maar de met haschich of opium gevulde pijp gaat telkens rond. Deze versnapering is niet duur, want de waard rekent voor het stoppen van zulk een pijp maar anderhalf tot twee cents. Wanneer men nu weet, dat dikwijls een gezelschap van vier tot vijf personen zich aan zulk een pijp, die van de eene hand in de andere gaat, te goed doet, dan ziet men, dat de Arabieren in hun herbergen lang niet zooveel geld versnoepen als de eerzame Hollanders.
De eigenlijke koffiehuizen zijn in den regel bescheiden en zeer vuile hokken. Tafels en stoelen ontbreken, met weinige uitzonderingen, geheel en al. Langs de muren staan een paar lage bankjes met matten of tapijten er op. De koffie is goed, sterk en goedkoop en kost zelden meer dan twee of drie cent per kop Wil de Arabier koffie zetten, dan roostert hij eerst de groene boonen op warme steenen, doet ze dan in een pot met veel suiker er bij, en schenkt er dan water op, daar zij zoet gedronken moet