Keizer Barbarossa's afscheid voor den kruistocht. -
Reeds meermalen heeft de Illustratie haar lezers met de machtige figuur van dezen grooten keizer uit het huis der Hohenstaufen doen kennis maken; nog niet veel jaren geleden gaven wij een gravure, voorstellende de ontmoeting van den ouden keizer en zijn zoon Frederik van Zwaben na den slag bij Iconium, en een, waarop het jammerlijk verdrinken van den grijzen vorst in den Calycadnus was afgebeeld. Maar beide gravures, hoe treffend ook om haar voorstelling, moeten wat teekening en uitdrukking betreft, onderdoen voor die in dit nummer wordt weergegeven, en waarop het afscheid, dat de zeventigjarige monarch van de zijnen neemt, is afgebeeld.
Zijn geheele regeering had keizer Frederik doorgebracht met oorlog te voeren tegen den Paus, tegen de Italiaansche republieken, tegen den onstuimigen Hendrik den Leeuw, den aanvoerder der Welfen; maar nauwelijks had hij de mare vernomen, dat de Heilige Stad weer in de handen der Saracenen was gevallen, of, ondanks zijn hoogen leeftijd, maakte hij zich op, om aan het hoofd zijner Duitsche legerscharen Saladijn uit de heilige veste te verdrijven, die het graf des Zaligmakers binnen haar muren bevat.
Aandoenlijk was het afscheid, dat de zeventigjarige keizer, die, na veertig jaren lang voor aardsche belangen gestreden te hebben, nu het zwaard aangordde voor een verhevener doel, van de zijnen nam, - te aandoenlijker, omdat hij ze niet meer zou weerzien. En naar de zacht-weemoedige uitdrukking der grijze trekken te oordeelen, had de monarch er een voorgevoel van, dat dit het laatste afscheid was, dat hij van zijn kinderen nam. Zijn oudsten zoon Hendrik had hij tot rijksbestierder tijdens zijn afwezigheid aangesteld, terwijl zijn zoon Frederik hem op den kruistocht zou vergezellen. Werpen de achterblijvende kinderen zich, schreiend van aandoening, voor hun grijzen vader op de knieën en kust de latere keizer Hendrik nog eenmaal de hand, die zoo spoedig reeds zou verstijven, de jongste zoon Frederik omvat den arm van den ontroerden keizer en wijst hem er op, dat reeds de zeilen geheschen worden en de vloot ter afvaart gereed ligt. Het volk staart met eerbied en bewondering naar dit aandoénlijk schouwspelen en een prelaat heft nog eenmaal het kruis omhoog, om door dit teeken van hoop en verlossing het afscheid minder pijnlijk te doen zijn.
Met zeer veel gevoel heeft de schilder dit treffend oogenblik weergegeven, en vooral in onzen tijd van bot materialisme voelt men zich het hart verwarmd bij het aanschouwen van zooveel geloof en zooveel moed.