De Tentoonstelling der Rotterdamsche Vereeniging voor Katholiek Onderwijs.
I.
Het onderwijs is steeds een voorwerp van de grootste en moederlijkste zorg voor de katholieke Kerk geweest. Te allen tijde heeft zij ingezien van wat overwegend belang een godsdienstige opvoeding der jeugd voor het heil van Kerk en maatschappij is en daarom heeft zij nooit opgehouden, door woord en voorbeeld er op aan te dringen, dat met het aanleeren van onmisbare en nuttige kundigheden een echt katholieke vorming gepaard zou gaan.
Met het oog op het neutraal karakter van ons openbaar onderwijs, kan het dan ook niet verwonderen, dat allerwegen in den lande door de vrijgevigheid en edelmoedigheid der katholieken scholen verrezen, waar niet enkel voor de verstandelijke ontwikkeling der leerlingen werd zorg gedragen, maar op de eerste plaats gelet op een echt katholieke opvoeding, een harmonische vorming van hoofd en hart, waardoor kinderen tot mannen werden opgeleid, die niet alleen met eere hun plaats in de maatschappij zouden innemen, maar vooral trouwe zonen zouden zijn en blijven van de aloude Moederkerk.
En waar zoovelen met loffelijken ijver dit verheven doel beoogden en met alle krachten nastreefden, daar mogen wij gerust zeggen, dat de Rotterdamsche Vereeniging voor katholiek onderwijs, die dezer dagen den twintigsten herdenkdag van haar bestaan vierde, in de eerste rij genoemd verdient te worden.
Het lag voor de hand, dat deze dag, die een zoo vruchtbare reeks van jaren besloot, niet ongemerkt voorbij zou gaan, en evenals de voleinding van het tweede lustrum van haar bestaan haar bekroning vond in een tentoonstelling, zoo was de verdienstelijke Vereeniging van meening, dat ook deze feestdag op geen betere en tevens voor het katholiek onderwijs voordeeliger wijze gevierd kon worden.
Waar de Rotterdamsche Vereeniging, door den bloem van Rotterdams katholieken krachtdadig ter zij gestaan, alles in het werk stelde, om de tentoonstelling zoo luisterrijk mogelijk te doen zijn en door het uitloven van kostbare prijzen haar doel te beter te bevorderen, daar mag de Katholieke Illustratie, die steeds voor het nationale en het godsdienstige een open oog had, niet achterblijven, om door woord en beeld de belangstelling van Nederlands katholieken in deze zoo bij uitstek katholieke onderneming nog aan te wakkeren en hen allen op te wekken, het hunne bij te dragen om tot het doel te geraken, dat de organiseerders dezer tentoonstelling zich hebben voorgesteld.
Zondag den 14en Mei was tegen één uur in het salon der sociëteit Harmonie te Rotterdam een uitgelezen schaar bijeen, om door haar tegenwoordigheid een bewijs van belangstelling in de zaak van het katholiek onderwijs te geven en tevens bij de opening der tentoonstelling tegenwoordig te zijn. Dat deze luisterrijk zou zijn, vermoedden allen, die wisten, met hoeveel ijver het dames en heeren comité zich van zijn taak had gekweten. Maar aller verwachting werd ver overtroffen, toen de genoodigden, na een hartelijke verwelkoming van den heer Leo Krul, president van het heeren-comité, en een keurige herdenkingsrede van den zeereerw. pater J.J. Hoogland, ord. praed., bisschoppelijk commissaris voor het onderwijs en eere-voorzitter der Vereeniging en van het comité, de tententoonstelling gingen bezichtigen, die door Jhr. Van Citters, Rotterdams oudsten wethouder en plaatsvervangend burgemeester, geopend werd En welk een voldoening voor de Vereeniging en het volijverig comité, dat verschil lende autoriteiten, die de opening met hun tegenwoordigheid vereerden, niets dan woorden van waardeering en lof hadden voor de smaakvolle regeling der tentoonstelling en hun daarmee een schitterend succes toewenschten.
Het gaat natuurlijk voor ons niet aan, een gedetailleerde beschrijving te geven van al wat deze tentoonstelling merkwaardigs bevat; - de bladen hebben daarvan bovendien uitvoerig melding gemaakt - wij zullen ons dus tot een vluchtig overzicht bepalen en enkel omtrent de reproductiën in ons blad van verschillende geschenken en opluisteringen wat nader in bijzonderheden treden.
Vooreerst zij dus aangestipt, dat de tentoonstelling uit drie afdeelingen bestaat: de afdeeling oude kunst, de afdeeling geschenken, die verloot zullen worden, en de afdeeling reclame, en dat wij het merkwaardigste van een en ander onder de oogen onzer lezers zullen brengen, vertrouwende, dat zij zich daardoor aangespoord zullen voelen, om door het nemen van een of meer loten zich de kans te bezorgen op een der mooie geschenken, waarvan wij voorloopig alleen maar noemen een prachtige camee, door den H. Vader geschonken, en te gelijker tijd een steentje bij te dragen tot de voltooiing van het indrukwekkende gebouw, dat de Rotterdamsche Vereeniging voor katholiek onderwijs reeds bijna ter tinne toe heeft opgetrokken.
Wat de afdeeling oude kunst betreft, mocht de volijverige commissie van alle zijden de meest welwillende en bereidvaardige medewerking ondervinden. Zoo stond de stad Rotterdam uit haar gemeente-archief niet minder dan 94 zeer belangwekkende nummers af - waarvan twee schilderijen, als zijstukken voor een altaarschildering gediend hebbende, in ons volgend nummer zullen worden opgenomen - en de kundige gemeente-archivaris, de heer J.H.W. Unger, stond de commissie niet enkel bij het vervaardigen van den catalogus, maar ook bij de rangschikking der tentoonstelling zelf, krachtig met raad en daad ter zij. Behalve in de zoozeer gewaardeerde medewerking der stad Rotterdam, mocht het comité zich in den steun van verschillende inrichtingen, als het R.K. Parochiaal Armbestuur te Rotterdam, de abdij Berne te Heeswijk. het klooster Catharinedal te Oosterhout, de St.-Dominicuskerk en de St.-Rosaliakerk te Rotterdam, en in dien van een groot aantal kunstliefhebbers, Jhr. mr. Victor de Stuers, Mgr. Lans, Pastoor Klönne, het kasteel te Heeswijk, dr. Kan, Leo Stracké en tal van anderen, te veel om op te noemen, verheugen.
Dit weinige zal voldoende zijn om te doen uitkomen, hoe echt nationaal deze tentoonstelling is, hoe waarlijk algemeen de belangstelling voor en de deelneming in de schoone onderneming der Rotterdamsche Vereeniging is geweest. Wij leggen nogmaals den nadruk op het nationaal karakter van deze tentoonstelling, waar men schilderijen, kostbare manuscripten en incunabelen, voorwerpen uit het gildewezen, penningen, gebeden- en getijdenboeken uit de 14e en 15e eeuw, schenkkannen, bekers, kasuifels, missalen, ciboriën, Christusbeelden enz. enz. in de schilderachtigste mengeling aantreft.
Bijzonderlijk aantrekkelijk is, niet enkel om de meesterlijke uitvoering, maar ook om het onderwerp, de door den heer P. van der Lugt te Rotterdam afgestane schilderij van Heinrich Mücke, voorstellende Genoveva van Brabant met haar kind Smartenrijk in den kerker, in dit nummer weergegeven. Een ieder kent de