De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9
(1892-1893)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 376]
| |
de uwen te dikwijls uw bloed voor ons geslacht vergoten. Ik wensch na te denken over een middel om u ondanks u zelven te redden.’ ‘Gelooft Uwe Hoogheid nog aan de mogelijkheid daarvan?’ vroeg Richard hoofdschuddend, ‘het is waar, zij is jong, en de jeugd is als de liefde: zij gelooft alle dingen.’ ‘Laat het mij ten minste beproeven. Wilt gij mij een belofte doen?’ ‘Indien ik haar met mogelijkheid kan houden...’ ‘Welnu dan, beloof mij heden avond niet meer te spelen.’ ‘Heden avond slechts niet?’ ‘Ja, voorloopig alleen dit offer. Ik zal dezen nacht nadenken over een ander middel om u te hulp te komen. Wilt gij mij dat eene verzoek toestaan? Ik vraag het u bij al wat u eenmaal lief is geweest.’ ‘Ik zal het doen, Monseigneur,’ antwoordde Nerviens bewogen. ‘Maar sta mij dan ook toe mij van hier te verwijderen. Het geluid alleen der harken over het geld maakt mij waanzinnig.’ ‘Het zij zoo. Morgen zie ik u weer, niet waar, alvorens gij hier teruggekeerd zijt?’ ‘Niets zal mij liever zijn Waar zal ik Uwe Hoogheid ontmoeten?’ ‘Kom mij tegen drie uur in het Hotel Anglais opzoeken. Ik zal mij aldaar bevinden, en gij blijft bij ons eten.’ Na nog eenige onbeteekenende woorden gesproken te hebben, scheidden de beide mannen en zocht de prins den hertog van Vicosa op, wien hij vroeg waar Hector de Tracy zich bevond. De grijsaard zag er ontevreden uit en antwoordde knorrig: ‘O! die groote dwaas is druk bezig zich te laten plunderen. Hij heeft slechts één belangrijken zet gewonnen en voor hij het geld opgestoken had haalde eene oude heks zijn goud naar zich toe, verklarende dat het haar eigendom was Zij hebben het samen aan den stok gekregen met dit gevolg dat hij het onderspit moest delven. Het is alsof de menschen hier allen hun verstand verliezen.’ ‘Ik heb nooit afschuwelijker omgeving gezien,’ mompelde Louis. ‘En toch zijt gij nog bijna voortdurend in gesprek verdiept geweest, maar sla al die verschillende gezichten eens gade, Monseigneur. Een mijner vroegere kennissen, die hier al eenigen tijd vertoeft om eene studie van deze verschillende typen te maken, heeft mij de geschiedenis dier meeste lieden verteld. Daarginds die oude man, met het vuurrood gelaat, die er uitziet als een dronkaard, brengt nooit een druppel wijn of sterken drank aan de lippen, hij verkeert echter in de volle koorts van het spel. Hij was een schatrijk bankier, die zijn zaken prijs gaf om hier onafgebroken te kunnen vertoeven. Het schijnt dat hij geen twintig duizend franks kapitaal meer overhoudt.’ ‘En die jonge vrouw, een weinig verder op?’ ‘Zij was hier op heur huwelijksreis, toen haar man in veertien dagen tijds haar ganschen bruidschat verspeelde. Hij schoot zich dood in den tuin van het Casino, en volgens het consigne van de directrice der bank, snelden op het gedruisch van het schot de bedienden toe, en stopten hem eenige duizenden franken in de zakken, opdat men niet gelooven zou dat hij zich arm gespeeld had. Gij begrijpt dat het eene waarschuwing voor de overige spelers zou geweest zijn, als een der hunnen zelfmoord pleegde uit wanhoop over zijn verlies....’ ‘En zijne vrouw?’ ‘O! ik vergat hare geschiedenis. Uwe Hoogheid zou raden dat zij voor altoos van dien hartstocht genezen was, die haar zooveel had gekost? Volstrekt niet, zoodra zij weder over eenig geld beschikken kon, keerde zij hier terug, zij is een der weinige personen die telkens winnen. Reeds tweemaal heeft zij de bank laten springen. Men kan haar altijd hier vinden.’
bij ons thuis.
Louis de Vermandois trad op Tracy toe en Ba een kwartier lang getuige zijn geweest van zijn voordurend verliezen, naderde hij opnieuw den hertog ‘Ik gevoel mij vermoeid van al deze afgrijselijke drama's,’ zeide hij, ‘en ga een weinig buiten zitten, om in de heerlijke natuur eenige afleiding te vinden voor hetgeen de menschen doen. Wil mij echter het genoegen doen hier te blijven en Hector niet uit het oog te verliezen. Hij weigerde nog van hier te gaan, en ziet er zoo opgewonden uit dat men nooit weten kan, welke dwaasheid hij wel eens zou kunnen uitvoeren. Slaagt gij er in, hem over te halen naar huis te gaan, zooveel te beter; gij vindt mij in elk geval vlak bij het gebouw.’ ‘Het is maar dat ik Uwe Hoogheid niet gaarne alleen laat,’ bromde Vicosa. ‘Mij bedreigt hier niet het minste kwaad, hertog,’ antwoordde Vermandois ernstig. ‘De eenige onaangenaamheid, die ons zou kunnen overkomen, ware, indien men morgen in de nieuwsbladen kon vermelden, dat de baron de Tracy, de vriend en metgezel van Z.K.H. Prins Lodewijk Karel hier dezen nacht een schandaal had aangericht.’ ‘Ja, gij hebt gelijk, en de ezel is er waarlijk toe in staat.’ ‘Wat zal ik u zeggen, mijn vriend? Monaco is een oord, waarheen men niet anders moet gaan dan met lieden van wie men zeker is, en nog... men behoeft hier niet te komen in de hoop weldadige indrukken op te doen. Tot straks dus, ik verlang naar de vrije natuur; hier kan men niet ademhalen.’ | |
III.Buiten gekomen was het den jongeling te moede als werd hem een centenaarsgewicht van het hart gewenteld. Daar binnen had hij niets aangehoord dan het verhaal van onherstelbare ellende, onherroepelijke smart, had hij den mensch van zijne donkerste, zwakste zijde leeren kennen; hier ten minste bevond hij zich alleen onder den sterrenhemel, terwijl de geur van duizenderlei bloemen tot hem opsteeg en hij het zacht geklots der golven meende te vernemen tusschen de verwijderde muziektonen door. Hij trad langzaam op en neder, nog altijd peinzende over hetgeen hij aanschouwd had, toen op eens zijn voet tegen een zwaar voorwerp aanstiet en hij tot zijne onbeschrijfelijke ontzetting een menschelijke gestalte zag uitgestrekt liggen. Zijne eerste gedachte was den hertog te gaan roepen; maar deze zou den ongelukkige aanstonds aan de zorg van bedienden toevertrouwd hebben, en slechts ééne vrees hebben gekend: dat de prins bij een treurspel betrokken mocht geraken, terwijl een liefderijke hand hier misschien nog redding kon aanbrengen. Lodewijk knielde dus neer en betastte het hart, dat nog flauw klopte; maar zijn eigen hand was overdekt met bloed toen hij haar terugtrok. ‘Laat mij sterven,’ kreunde eene zwakke stem, ‘ik wil en kan niet meer leven.’ ..Waar zijt gij gekwetst?’ vroeg de jongeling snel. ‘In de borst, het mes steekt er nog in. Laat mij met rust het zal spoedig voorbij zijn.’ Weldra tastte Lodewijk voorzichtig rond. De ongelukkige had gelijk gehad, en een oogwenk later ademde hij vrijer; het moordende staal was uit de wond verwijderd. (Wordt vervolgd.) |
|