standigheid te danken, dat haar zeldzame constructie, drie elkaar insluitende vliesjes, uit wier midden zich de stengel verheft, de vrome christenen aan de H. Drievuldigheid herinnert. Haar naam engelkruid wordt in verband gebracht met den engel, die, toen eens de pest in het leger woedde, den keizer in een droom verscheen, om hem op het gebruik der genoemde plant opmerkzaam te maken. Anderen leiden haar naam van haar ‘engelachtige, alle verstand overtreffende’ krachten af. Alle deelen van deze schoone plant zijn genezend, en zoo is haar botanische naam Angelica Archangelica wel te verklaren. Ze wordt dikwijls meer dan zeven voet hoog en verfraait onze wegen en struikgewas door haar groen en bloemen
Zooveel te meer onooglijk is het lieve kleine stielmoedertje of akkerviooltje (Viola tricoloris). Dit bloempje zou, naar de sage ons meldt, vroeger nog zoeter geur verspreid hebben dan het Maartviooltje. Daar echter de menschen, om het te plukken, altijd het jonge groen onder den voet traden, verzocht het de H. Drievuldigheid, het zijn geur te ontnemen, opdat niet om zijnentwil de velden verwoest zouden worden. Zijn bede werd verhoord en sindsdien heet het Drievuldigheidsbloempje.
De Orchis morio, het roode lentekruid, wordt, hoewel men het ook dikwijls Pinksterbloem noemt, toch in den regel tot de Drievuldigheidsbloemen gerekend. Afgezien van zijn bloeitijd, verklaart zich dit hierdoor, dat het, evenals bijna alle orchideeën, naar het getal drie gebouwd is. Zijn bloemkroon bestaat uit twee kringen van elk drie bladeren, en ook zijn meeldraden zijn tweemaal drie in aantal. Van alle inheemsche standelkruidigen bloeit deze Orchis het eerst.
De lommerlievende steenbreke (Saxifraga umbrosa), een in onze tuinen veel gekweekte Alpenplant, is ook onder den naam Jehovahbloem bekend, omdat men in de roode vlekjes en streepjes van zijn witte bloembladen de Hebreeuwsche letters van den naam Jehovah meende te kunnen lezen.
De zevenstraal (Trientalis europaea), wordt ook, daar ze meestal om dezen tijd bloeit, tot de Drievuldigheidsbloemen gerekend. Het is een zeer bescheiden, omtrent een hand hooge, veel op de steenbreke gelijkende plant met witte bloemen, die een in zeven gedeelden kelk en een radvormige bloemkroon heeft.
Ook het rondbladerige wintergroen (Pyrola rotundifolia) en de roode amberbloem (Centauria jocea), uit het geslacht der korenbloemen, behooren tot de Drievuldigneidsbloemen. Waarom het madeliefje (Bellis perennis) daartoe gerekend wordt, is ons niet bekend. Zooveel te beter bekend is de beteekenis van den naam Drievuldigheidsbloem voor de klaver (Trifolium repens). Zooals ons de sage verhaalt, vond St. Patrick het onbeschrijfelijk moeilijk, den heidenschen Ieren het geheim der H. Drievuldigheid te onderwijzen. Toen hij eens zuchtend naar den grond keek, zag hij een klaverblad - het moet de zuringklaver (Oxalis acetosella) geweest zijn - en bediende zich daarvan, om door het drievoudige blad het hooge geheim aanschouwelijk te maken. Sedert wordt de klaver in het ‘groene Erin’ hoog in eere gehouden en is een zinnebeeld voor Ierland geworden, zooals de roos voor Engeland en de distel voor Schotland. Thomas Moore heeft in zijn Irish Melodies begeesterende verzen gewijd aan de shamrock, onze kruipende klaver (Trifolium repens), en daarin ‘de kracht, het verstand en de liefde,’ als door het klaverblad verzinnelijkt eigendom van zijn land bezongen. De klaver is bovendien reeds lang een zeer geliefde, door dichtkunst en bouwkunst verheerlijkte plant. De minnezangers der middeleeuwen, als Konrad von Kirchberg en Walter van der Vogelweide, lieten in den wedstrijd van planten en bloemen de klaver de zege behalen.
Ook de gewoonte van naar klaverbladen te zoeken, bewijst, hoezeer de klaver, die haar blaadjes voor de zonnestralen opent en ze bij het ondergaan der zon samenplooit, van oudsher door het volk gezocht was.
De ouden gaven bij hun voorstellingen in beeld, de hoop, die zij gaarne door een kind in schuchtere houding voorstelden, een klaverblad in de hand. Ook de gothische bouwkunst verheerlijkt de klaver, wier driedeelige bladeren haar tot een zinnebeeld der Drieëen heid maken. Er zijn weinig gothieke ramen uit de vroegste tijden, die niet den vorm van een klaverblad, nu klaverdrie, dan klavervier, vertoonen.