De fazant. -
Deze vogel, die zijn naam te danken heeft aan de rivier de Phasis in Azië, waar hij zijn bakermat had, is zeker een der fraaiste, die in ons werelddeel zijn geacclimatiseerd. Gewoonlijk onderscheidt men een drietal fazanten van deze vogelsoort, die tot de orde der hoenderachtigen behoort en dus naaste familie is van onze haan en kip: de goud-, de zilver- en de gewone fazant Een familietrek, dien de mannetjes-fazant met den haan gemeen heeft, is, dat ook hij gespoord is en versierd met fraaiere kleuren en veeren dan zijn eega, die zich met een meer donkere kleedij moet tevreden stellen.
De eigenaardigheden van deze vogelsoort zijn een gladde sierlijk opgekuifde kop en de staart, die uit 16 of 18 spits toeloopende dakpanvormige, elkaar dekkende vederen bestaat en wel tweederden der geheele lengte van den vogel in beslag neemt.
De zilverfazant is van onderen zwart of glinsterend donkerblauw, van boven wit van kleur met fijne zwarte strepen langs de randen der veeren, terwijl de lancetvormige borstvederen aan de benedenzijde zwart, aan de bovenzijde wit zijn.
De goudfazant heeft een nog kleuriger en schitterender pluimage. Van onderen aan den rug is hij fraai geel en draagt een kuif en een anijskleurigen kraag met halfcirkelvormige, indigoblauwe dwarslijnen. De rugvederen zijn heel groen met donkere randen; de benedenzijde en de dekveeren van den staart zijn vuurrood, de staart zelf is lichtbruin met zwarte dwarsstrepen, en een gedeelte der slagvederen indigoblauw.
Ook de gewone fazant ziet er lang niet onooglijk uit. Hij heeft een donkergrauwen kop en een hals met paarsen weerschijn, terwijl de borst en de zijden van den buik schitterend rood, de vleugels geelachtig bruin en de dekvederen roodachtig bruin zijn met purperen randen. De s[t]aart ten slotte heeft dezelfde kleur met zwarte dwarsstrepen en de pooten zijn grijsachtig bruin.
In Engeland, waar men zich wel het meest op het acclimatiseeren van deze vogelsoort heeft toegelegd, kent men nog een andere verscheidenheid, the Reeve's pheasant, in het Fransch le faisan révère geheeten. Deze soort is wellicht de fraaiste van alle. Al is het lichaam niet grooter dan dat van den gewonen fazant, toch meet een volwassen haan in vol ornaat acht voet van den kop tot het tipje van den staart, waarvan deze laatste alleen zes tot zeven voet voor zijn rekening heeft. De Reeve-fazant maakt meer van zijn vleugels gebruik dan de andere van zijn soort, en dezen prachtig hoogrood gekleurden vogel zou men het niet aanzeggen, dat hij zijn bakermat heeft tusschen de met eeuwige sneeuw bedekte bergtoppen van Srinagur en Noord-China.
De jonge vogeltjes worden meest met mieren en wormpjes grootgebracht, maar als ze volwassen zijn, zijn zij alles behalve kieskeurig en voeden zich hoofdzakelijk met zaden, bladeren en visschen. Hieruit begrijpt men reeds, dat de fazant een goede vriend is van den boer, want het is ongelooflijk, hoeveel schadelijke insecten hij naar binnen kan slaan. Men heeft eens bij een gedooden vogel niet minder dan 1200 wormpjes in zijn krop gevonden.
De haan is allesbehalve een toonbeeld van huiselijke deugden. Hij neemt in het minst geen notitie van zijn kroost en het grootste gedeelte van het jaar leidt hij een zeer onafhankelijk leven en geeft zich soms zelfs met de gewone huishen, de kalkoensche hen of een ander vrouwelijk dier uit zijn familie af.
Het wijfje van den fazant ziet er volstrekt geen been in, bij gelegenheid haar intrek te nemen in het verlaten nest van een uil of eekhorentje, en daarin haar eieren te leggen, daar haar eigen nest gewoonlijk maar een ruw samenstel van gras en bladeren is, niet ver van den grond gebouwd en zonder eenige poging om het voor onbescheiden blikken te verbergen. De eieren zijn van een olijfbruine kleur en gewoonlijk acht tot tien in aantal.
Zooals wij boven reeds aanstipten, wordt vooral in Engeland van de fazanten veel werk gemaakt. Men vindt er uitgestrekte fazantentuinen of parken. Alleen in het graafschap Norfolk zijn voor dat doel 10 000 morgen land in gebruik, waar in 1825 nog slechts 89, en in 1860 reeds 2256 en in 1881 niet minder dan 5363 fazanten werden geschoten; want de fazantenteelt op zoo groote schaal heeft geen ander doel, dan de Engelsche Nimrod's in de gelegenheid te stellen, op deze vogelsoort jacht te maken.
Evenwel de Engelsche aristocratie jaagt er niet alleen op, daar ook de stroopers hun best doen, de fazanten meester te worden.
Dit valt hun te lichter, daar deze vogels hun nesten op weinig verscholen plaatsen bouwen en ten overvloede de gewoonte hebben, heel kalm en statig op in het oog loopende wijze op de takken der boomen te gaan zitten, wat hen tot een gemakkelijke prooi der stroopers maakt.
Zulk een tafereeltje bij helderen maneschijn stelt onze gravure op bladz. 348 voor. Het lijdt geen twijfel of de beide fazanten, die met ineengedoken kopje op den breeden tak van den eik heel rustig roesten, zullen onder het moordend lood van den geoefenden schutter vallen, die aan hun vleesch een smakelijken maaltijd zal hebben en van hun veeren een mooien prijs zal maken.