Huid en Kleeding,
Of
hoe men zich moet kleeden.
(Vervolg.)
Beschouwen wij nu het lijnwaad of linnen. Deze stof is zoo oud als de menschelijke beschaving. Onder alle volkeren, ook die de wol en het katoen kenden, heeft men het linnen steeds als de edelste en voornaamste kleedingstof beschouwd en in zijne beste samenstelling heeft het zich b.v. bij de Egyptische mummiën en de vóór achttien eeuwen omgekomen Pompejanen van eene onverslijtbare duurzaamheid getoond, terwijl alle andere kleedingstoffen reeds lang eene prooi der vergankelijkheid geworden waren.
Nog voor dertig à veertig jaren kende de Duitsche landbouwer geen andere dracht, dan het van eigen gewonnen vlas, zelf gesponnen, zelf geweefde en zelf gebleekte hemd. Deze toestand is tegenwoordig bijna overal naar het rijk der sagen verbannen. Alleen in achterhoeken maakt de Germaan nog zijn eigen kleed van de voortbrengselen van zijn grond en alleen hij weet nog, wat lijnwaad of linnen eigenlijk is
Naarmate het katoen het linnen verdrongen heeft, is de klad gekomen in de linnenindustrie. Om te kunnen concurreeren is zij gaan mengen, draaien en vervalschen en heeft half-, kwart- achtste en nog minder linnen aan de markt gebracht, bastaardstoffen, die de edelste eigenschappen van het lijnwaad missen Wat voor linnen gekocht wordt is geen linnen; men ziet het dadelijk aan zijne harigheid of wolligheid. Daardoor is de naam linnen in miscrediet gekomen, terwijl het deftige woord lijnwaad onbereikbaar voornaam klinkt, wat die stof voor de meeste menschen ook is.
Laten we nu eens, evenals straks de wol en het katoen, het linnen op den keper beschouwen.
Wij vermeldden al de gunstige verhouding, waarin, volgens Krieger, het linnen tot het katoen staat op het punt van warmte bewaring: 9 tot 15.
Wij zullen echter van dit getal geen overdreven gebruik maken, dewijl al die verhoudingsgetallen maar voor bepaalde stoffen gelden. Zoo verwarmt b.v. grof linnen beter dan fijn linnen, enz.
Maar van oneindig grooter waarde is, dat die verhouding voor elke soort van linnen nagenoeg constant blijft, hoe lang het ook gedragen en hoe vaak het ook gewasschen is. 't Is voor onze kleeding niet de vraag: welke stof heeft in den beginne vele goede eigenschappen en vleit dan de huid door een aangenaam gevoel, maar welke stof behoudt den gemiddelden graad eener geheele som van eigenschappen, die de drager eischen mag, het langst?
Een werkelijk goed linnenweefsel heeft, zooals reeds opgemerkt is, eene bijna onverslijtbare duurzaamheid, wat met de structuur der vezels, die uit zeer lange taaiwandige cylindervormige buizen bestaat, samenhangt.
Een gevolg hiervan is, dat de linnenvezel eene zachte wrijving, als van een spons of borstel, op de huid bewerkstelligt, waardoor hare werkzaamheid bevorderd en het ontstaan van giftnesten tegengegaan wordt.
De linnenvezel neemt de huidafscheidingsproducten echter niet tot in de kern op, houdt ze ook niet zoo vast als wol en katoen de gewoonte hebben, maar door hare hardheid en gladheid laat zij ze in elke wasch spoedig geheel los, zoodat hare witte kleur in het gebruik tot sneeuwwit overgaat.
Oud linnen, dat jaren lang de menschelijke huid bedekt, zal ook nooit rieken; een pas gewasschen wollen hemd van langen diensttijd daarentegen riekt altijd, en, waar het in langen tijd niet gewasschen is, zelfs door de bovenkleeding heen. In 't algemeen verkeeren stoffen van dierlijken oorsprong als wol, haar, vederen, zijde ten opzichte van het absorbeeren van lichaamsgassen in veel ongunstiger toestand dan de plantaardige als katoen en linnen.
Van alle vezelstoffen maakt linnen het minste slijtsel, geeft dus de minste aanleiding tot verstopping der huidporiën en is het gemakkelijkst te reinigen en bovenal vertoont de vlasvezel de innigste verwantschap met water en lucht. Zij zuigt alle vochtigheid sneller op dan de andere besproken stoffen, en overtreft die ook verre in verdampingsvermogen. De lezer lette maar eens op het gerief en het gebruik van echte linnen hand- en zakdoeken, mits niet te fijn!
De bewering, dat linnen bij de eerste aanraking een koud gevoel op de huid bewerkt, verdient geen ernstige wederlegging; ook eene koude afwassching verkoelt eerst, maar drijft vervolgens het bloed met grootere kracht naar de oppervlakte, waardoor eene levendige stofwisseling ontstaat. Zoo ook het linnen: op de kille gewaarwording volgt spoedig eene aangenaam opwekkende.
Eene andere aanmerking verdient ernstiger overweging. Is het zweeten eene zelfhulp der natuur bij oververhitting van het lichaam, dan is die kleedingstof de beste, welke door onmerkbare samenwerking de verdamping in die mate bevordert, dat voor het lichaam met het natte omhulsel geene onaangename of gevaarlijke gevolgen ontstaan.
Ja, hierin ligt de grootste zwarigheid, geene bekleeding is in staat, haar volkomen weg te ruimen, en 't is eene zekere waarheid, dat de meeste verkoudheden uit overmatig zweeten zonder spoedig afdrogen ontstaan.
Dat alzoo deze kwestie altijd iets onopgelosts zal blijven aankleven hebben wij eens voor al gezegd, maar dan hebben wij de vraag: welke kleedingstof brengt ons het dichtst bij de oplossing dier kwestie?
Wij zagen reeds, dat wol en katoen in het gebruik zeer in haar nadeel veranderen en daarbij een deel harer warmhoudende eigenschap inboeten; met de toenemende krimping en verslijting en met het daardoor bepaald beperkter luchtgehalte vermindert ook de intensiteit van haar doorlatings-vermogen. Verder hebben zij zich volgezogen met de niet meer te verwijderen vettige afscheidings-producten der huidklieren.
Door dit alles worden zij trager en de opneming van lichaamsvochten houden het opgenomene altijd taaier vast en laten het verkoelend en verkillend op de huid terugwerken.
Van deze groote ondeugden is het linnen totaal vrij: van den eersten tot den laatsten geeft het eene gelijkmatige gemiddelde warmte en behoudt het zijn onvergelijkelijk wateropnemend vermogen.
Ter verduidelijking laten wij hier eene vergelijking van katoen-, wol- en vlasvezels volgen.
Boomwol |
Wol |
Vlas |
toont zich vlak in den vorm van eenigszins gedraaid band. Daardoor zijn de kanten scherp, waardoor de huid onaangenaam geprikkeld wordt. De vezel heeft een vliezig uiterlijk en schilfert voortdurendaf, zoodat deze stof zich al dadelijk niet voor hand- en tafeldoeken leent. |
toont eene schubbige oppervlakte en is onregelmatig van vorm. Daardoor is zij rijk aan hoeken en punten, die de huid prikkelen en gevoelig maken. De schubachtigheid der wolvezel veroorzaakt snelle slijting. |
is rond en glad van vezel. Zij heeft den vorm van suikerriet en bevat inwendig eene fijnere buis, wat de grondslag is van hare onvergelijkelijke capillariteit. De afwezigheid van alle kleine tandjes en schubjes maakt de vlasvezel voor de huid volkomen neutraal, terwijl de gladheid der vlasvezel eene aangename wrijving op de huid bewerkt. |
Alzoo moest het linnen eigenlijk als de beste, voornaamste en op den duur ook goedkoopste kleedingstof algemeen bekend zijn. Was dit langen tijd niet het geval, heeft de hoogwijze mode zich meer en meer van het gladde, harde linnen af-, en naar de wollige en verweekelijkende wol en boomwol toegewend, dan is dit voor een deel toe te schrijven aan de linnenindustrie zelve. Het oog wilde ook wat hebben en zij leverde den rijken allerfijnst bewerkt dicht linnen, terwijl zij het den minderen man op zijn verzoek grof, maar tevens zoo dicht en vast mogelijk leverde; dan is het sterker, ziet u.
Beide zijn verkeerd. F ij n verwarmt te weinig en neemt geen vocht genoeg op en grof zou goed zijn, als het niet dicht en vast geweven ware. In beide gevallen krijgt de drager bij het zweeten eene te groote verdampingskoude op de huid, al verdwijnt die toch nog altijd sneller dan bij wollen of katoenen ondergoed. Ook de heftige, te plotselinge warmte-onttrekking kan nadeelige gevolgen voor de gezondheid hebben. Van den anderen kant echter zijn wij zoo van aard, dat wij hetgeen we op 't oogenblik niet voelen als niet aanwezig beschouwen; het lange vertragen van het door de Natuur met het zweeten bedoelde evenwichts-herstel - zooals dat bij wollen en katoenen onderkleeding het geval is - is ook niet gezond; evenmin als het gezond is, na een koud bad stilstaande het water te laten opdrogen, terwijl het gezonde instinct snelle afwrijving of snelle beweging gebiedt.
Bij de fouten in de weefmanier kwam nog een technisch bezwaar; de harde, gladde onbuigzame vlasvezel liet zich niet tot tricotweefsels verwerken. waartoe de elastische katoenen de gedweeë wolvezel zich gaarne leenden en tricotweefsels, dit weten we, verzekeren zich de medewerking der lucht in hooge mate. Terwijl dus de linnenfabrikant zich met het aloude scheren en inslaan moest vergenoegen, lieten wol en katoen zich op alle mogelijke wijzen bewerken, vermengen, verfijnen en ten slotte nog goedkoop leveren. Hierin ligt wel de verklaring opgesloten, hoe het mogelijk is, dat de edelste vezel, die Moeder Natuur ons geeft, veroordeeld is eene Asschepoestersrol te vervullen.
Wel heeft men in de laatste jaren beproefd de vlasvezel losjes en ook in tricotvorm te weven, maar de pogingen zijn mislukt: de linnenvezel mag niet zoo gekneusd worden, dat de luchtcellen breken, want, waar dit wel geschiedt, verliest het linnen zijn beste eigenschap. Maar al liet zich een linnen-tricotweefsel zeer geschikt fabriceeren, toch zouden wij die bedekking der huid streng afkeuren, gelijk wij het elk nauw aanliggend kleedingstuk doen, als een onderdrukker der huidwerkzaamheid en hinderlijk in het dragen.