De H. Jeroen, eerste pastoor van Noordwijk.
Gaven wij in der tijd eene afbeelding met beknopte levensschets van de H. Liduina, Maagd van Schiedam, thans hebben wij het genoegen zulks te doen van een anderen vaderlandschen heilige, die, hoewel niet als de H. Liduina hier geboren, toch hier gestreden en geleden heeft en door zijn marteldood voor het heilig geloof onder de rij der Nederlandsche heiligen is opgenomen, namelijk de H. Jeroen, eerste pastoor van Noordwijk.
Jeroen werd omstreeks het jaar 800 in Schotland uit aanzienlijke ouders geboren, en door hen met de grootste zorg opgevoed. Reeds op jeugdigen leeftijd was zijn hart door de liefde tot God ontstoken, verachtte hij de wereld en legde zich met ijver toe op de beoefening der werken van godsvrucht en heiligheid. Zijne ouders deden hem op buitengewone wijze onderricht geven. Hij beantwoordde volkomen aan hunne verwachting, daar hij in korten tijd groote vorderingen in de wetenschappen maakte, terwijl hij zich met hart en ziel toewijdde aan het heil zijner evenmenschen, en velen tot het geloof en een beter leven terugbracht.
Zijne ouders wenschten hem eene voorname betrekking te doen bekleeden, doch hij versmaadde de ijdelheden der wereld, en door God geroepen, trad hij in den priesterlijken staat. Gedreven door een brandend verlangen naar de voortplanting des geloofs onder de heidenen en aangespoord door het voorbeeld van den H. Willibrordus en diens gezellen, ver liet hij ouders en vaderland en stak de zee over, naar Friesland en Holland. De H. Hungerus, elfde bisschop van Utrecht, zond hem naar Noordwijk in het diocees Haarlem om daar het Evangelie te verkondigen. Langen tijd was hij aldaar werkzaam, bekeerde velen tot het ware geloof, en bracht anderen, die in hunne vroegere dwalingen waren hervallen, tot het geloof terug. Hij predikte ook onder de Friezen en Kennemers.
In dien tijd werden deze landen door horden van heidensche Denen en Noormannen geplunderd en verwoest en de christenen vervolgd.
Terwijl onze heilige voor het volk predikte en het tot standvastigheid aanmoedigde, werd hij door deze benden gevangen genomen, en nadat zij hem met smaad overladen en gefolterd hadden, wierpen zij hem in een duisteren kerker.
Den volgenden dag voor hun opperhoofd gebracht, werd hij door dezen ondervraagd over zijn afkomst en godsdienst, en beval men hem den goden te offeren.
Toen hij dit standvastig weigerde, werd hij ter dood veroordeeld. Voor men dat vonnis voltrok, vermaande hij nog het volk tot standvastigheid en het geloof, wierp zich daarna op de knieen, beval zijne ziel in de banden des Heeren en bood verheugd zijn heilig hoofd aan om den doodelijken slag te ontvangen, alzoo behalende de kroon van het martelaarschap en de glorie van het Apostolaat in het jaar onzes Heeren 856.
Het heilig lichaam werd door de geloovigen weggehaald en op een verborgen plaats begraven.
In het jaar 995 werd het ingevolge eene openbaring van den H. Martelaar, door Baldericus, vijftienden bisschop van Utrecht, en Dirk II, graaf van Holland, teruggevonden en opgegraven, waarbij vele wonderen plaats hadden. Daarna werd het overgebracht naar het klooster van den H. Adelbertus. Het heilig hoofd werd later gevonden te Noordwijk, de plaats zijner marteling en daar godvruchtig bewaard.
Den 16 Augustus 1892 had de plechtige overbrenging van het gebeente des H. Martelaars van Haarlem naar de kerk van Noordwijk plaats. Luisterrijk vierde Noordwijk toen feest, zooals men in de verslagen der katholieke dagbladen in die dagen gelezen heeft, en onzen H. Vader Paus Leo XIII heeft het behaagd, Noordwijk te verheffen tot eene bedevaartsplaats, door het verleenen onder de gewone voorwaarden van een vollen aflaat jaarlijks aan hen die de parochiekerk onder den titel van den H. Jeroen te Noordwijk op het patroonfeest bezoeken, alsmede een zelfden vollen aflaat aan hen, die, op welken dag ook, eene bedevaart naar genoemde kerk ondernemen, en aldaar volgens de gewone intentie godvruchtiglijk God zullen bidden.
de h. jeroen, eerste pastoor van noordwijk.
Om de devotie tot den H. Jeroen te bevorderen, heeft de boekhandelaar A.L.A. van Pinxteren te Schiedam eene kerkelijk goedgekeurde litanie uitgegeven, welke door Zijne Doorl. Hoogw. den Bisschop van Haarlem met 40 dagen aflaat is verrijkt. Tevens zijn daar zeer fraaie photographieën verkrijgbaar, waarnaar bijgaande gravure vervaardigd is.