gehad hebben, van toepassing. Misschien minder bekend dan de sage, die zich aan den molenaar van Sans-Souci en koning Frederik II vastknoopt, is, dat de eigenaar van den historischen molen hem aan koning Frederik Wilhelm III te koop aanbood, omdat hij zich door zijn geldelijke omstandigheden daartoe gedwongen zag Het antwoord des konings luidde, dat hij den molen niet mocht verkoopen, daar deze niet hem, maar de geschiedenis toebehoorde.
De koning ondersteunde nu jaarlijks den molenaar op deze wijze, dat hij hem een balans van zijn inkomsten en uitgaven moest voorleggen; de koning betaalde het verschil. De historische molen maakte evenwel slechte zaken; hij kon niet met de andere molens concurreeren, hoewel deze geen subsidie kregen, en de koning moest hoe langer hoe meer bijpassen, soms zelfs 700 thaler.
Toen koning Frederik Willem III stierf, werd het den molenaar bang om het hart. Hij had geen schriftelijke toezegging van de jaarlijksche subsidie. Niet zonder vrees naderde hij dus in den herfst van het jaar 1840 den nieuwen vorst met een brood van het eerste graan van het jaar, een formaliteit, die de molenaar jaarlijks ten opzichte van koning Frederik Wilhelm III was nagekomen. De molenaar lei daarbij zwijgend zijn rekening over en den volgenden morgen ontving hij het geld. De koning gaf den molenaar de verzekering, dat voorloopig tusschen hen alles, zoo blijven zou, als het ten tijde van zijn vader geweest was. De molen van Sans-Souci zou even lang bestaan als het slot te Sans-Souci. Sedert 1858 word de molen, nadat de bezitter het tijdelijke met het eeuwige verwisseld had, en hij door aankoop in het bezit van Frederik Wilhelm IV was gekomen, niet meer tot malen gebruikt. Den 3n Februari 1867 werden zijn vier wieken door een storm afgeslagen, zoodat ze nu geheel nieuw moesten aangebracht worden.
Jesus wordt in het graf gelegd, naar de schilderij van Rafael.