Werk gevraagd voor den Niagara.
Reeds in den 21en jaargang der Illustratie gaven wij een door afbeeldingen opgehelderd opstel over het echt Amerikaansche plan om de reusachtige kracht, door de watervallen van den Niagara ontwikkeld, dienstbaar te maken aan de menschelijke nijverheid.
Sedert is het denkbeeld zijn uitvoering weer aanmerkelijk nader gekomen en op het oogenblik trachten de Amerikanen in het oude Europa al ondernemers en fabrikanten op te zoeken, geneigd tot deelneming aan het ontzaglijke werk. Zij willen dat dezen aan gene zijde van den Oceaan fabrieken onverschillig van welken aard zullen vestigen om werk te geven aan de duizenden paardekrachten, die uit den bruisenden waterval zullen gewonnen worden. Het groote plan gaat naar allen schijn zijn verwezenlijking te gemoet en heeft al een interessante geschiedenis.
Door mannen van het vak is indertijd uitgerekend, dat de groote waterval in staat is 17 millioen paardekrachten te leveren, als men de kracht der golven maar door middel van schroefraderen in een electrischen stroom omzette Zeventien millioen paardekrachten! Van dit cijfer kunnen we ons pas een denkbeeld maken, als wij het met andere statistische gegevens vergelijken.
Men neemt aan, dat er op het oogenblik over de heele oppervlakte der aarde 1.800 000 à 1.900.000 stoommachines in werking zijn, die gezamenlijk van 54 tot 60 millioen paardekrachten ontwikkelen. In Duitschland bedraagt voor het jaar 1892 het aantal stoomwerktuigen ongeveer 85.000, en het daardoor geleverde aantal paardekrachten 2.850.000. Dat is dus zoowat het zesde part van de kracht, die tot dusver volkomen nutteloos met den donder der Niagara wegsterft. Wat was dus natuurlijker dan dat bij de toenemende vorderingen der electrotechniek de vernuftige Yankees op het denkbeeld kwamen, die ontzaglijke kracht aan de nijverheid dienstbaar te maken?
Zij vestigden daarom een Maatschappij op aandeelen met een kapitaal van een ronde 60 millioen gulden en stelden aan het hoofd daarven zekeren heer Adams, die reeds vroeger als directeur van dergelijke maatschappijen zijn handigheid had getoond om groote ondernemingen op touw te zetten.
Het eerste werk van den nieuwen directeur diende natuurlijk te zijn, het eigendomsrecht over de Niagara watervallen te krijgen; want het daaraan gelegen land was volstrekt niet meer onbeheerd als in de dagen, toen de Roodhuid nog in volle vrijheid langs den St.-Laurensstroom en de groote meren rondzwierf Reeds in het jaar 1885 had de Duitsche bouwmeester Röbling dicht onder de watervallen een hangbrug voor de spoorbanen gebouwd; aan de oevers hadden zich menschen neergezet; dorpen, stadjes en steden waren uit den grond gerezen. En de nieuwe maatschappij moest daarom, wilde zij haar plan ten uitvoer brengen, eerst de noodige terreinen aankoopen.
Daarover met de verschillende eigenaars in onderhandeling te treden was natuurlijk geen gemakkelijke taak. De lui plegen in dergelijke gevallen de waarde van hun eigendom nogal eens te overschatten en toonen zich niet bijzonder handelbaar. Dat wist de heer Adams en hij besloot de bewoners van den Niagara te overrompelen.
Het eerst vestigde hij zijn aandacht op den rechteroever, die op het gebied der Vereenigde Staten van Noord-Amerika ligt. Heimelijk wist hij zich de plattegronden der verschillende perceelen te verschaffen en bereidde te New-York in stilte zijn meesterzet voor
Op een mooien dag, dat de trein uit New-York aan den Niagara stilhield, stapten daar 300 notarisssen en 300 kassiersbedienden uit. Ieder der notarissen had de adressen van enkele grondeigenaars in den zak, en van een kassiersbediende vergezeld, ging hij recht van het station zijn menschen opzoeken. Hij zei hun kort en bondig: ‘Mijnheer, u is eigenaar van dit of dat stuk grond; het heeft die en die grootte, is naar billijke schatting zóóveel waard. Welnu, wij bieden er u zóóveel duizend dollars voor, als u het op staanden voet wil verkoopen aan de Niagara maatschappij. Hier is het koopcontract, mijnheer, en hier het geld Beslis of u het aanneemt.’ En tegelijkertijd legde de kassiersbediende de banknoten en de klinkende munt op tafel.
Dat was me een consternatie, die op dien morgen aan de watervallen van den Niagara heerschte! Maar Adams kende zijn luitjes: hij bood geen prijzen, die te versmaden vielen, en de klinkende dollar overwon. Vóór 's middags twaalf uur was verreweg het grootste deel der bedoelde landerijen tegen den gemiddelden prijs van 1800 gulden per hectare aangekocht. Zij die toevallig in den voormiddag niet thuis waren, troffen het gelukkig; want nog vóór den avond was de prijs der onverkochte perceelen tot het tiendubbele gestegen.
Toch maakte de heer Adams met deze overrompeling goede zaken. Hij was op den rechteroever eigenaar van 600 hectaren grond. Van den linkeroever wist hij zich langs diplomatischen weg meester te maken. Hij sloot met de regeering van Canada een verdrag, waarbij deze zich verplichtte, binnen dertig jaren niemand te veroorloven aan den linkeroever water af te leiden of daaraan krachten te ontleenen. Daarvoor betaalt de maatschappij aan de regeering een jaarlijksche schatting, die met 60,000 gulden begint en in het laatste jaar tot 85,000 gulden stijgen zal.
Na deze voorafgaande werkzaamheden kon de maatschappij verdere plannen ontwerpen. Men besloot voorloopig aan den Niagara slechts 150.000 paardekrachten, dus nauwelijks het honderdste deel van zijn volle kracht te ontnemen. Er werd een wedstrijd voor de beste plannen tot aanleg der electrische inrichtingen uitgeschreven, en de prijs toegekend aan het ontwerp der ingenieurs Faesch en Picard te Genève.
De werkzaamheden zijn al begonnen en alles is van te voren nauwkeurig berekend Reusachtige schroefraderen zullen de dynamo's in beweging brengen, en aan ‘kleine fabrikanten,’ die maar van 300 tot 3000 paardekrachten noodig hebben, zal men die tegen een abonnement van 20 dollars per jaar kunnen leveren, terwijl afnemers van meer dan 3000 paardekrachten maar 10 dollars per stuk hoeven te betalen. Men zal intusschen den stroom ook op groote afstanden overbrengen en zoo zal vooreerst de stad Buffalo, die 78 kilometer van de watervallen verwijderd is, met de nieuw gewonnen arbeidskracht worden voorzien.
Het is aan geen twijfel onderhevig of de technische inrichtingen zullen volkomen aan het doel beantwoorden, maar het is nog de vraag of een groot deel van de kracht aan den Niagara gewonnen, daar wel verbruikt zal kunnen worden. Dat moet natuurlijk het streven der maatschappij wezen; haar middelpunt van krachtsontwikkeling moet ook een middelpunt der nijverheid worden; want op kleine afstanden zal de overbrenging van kracht het best rendeeren.
Daarom heeft de heer Adams onlangs Europa en wel vooral Frankrijk bezocht, om aan ondernemende fabrikanten zijn werklustige Niagara-paarden te huur te bieden; maar den Franschen zit het Panama kanaal nog dwars voor de maag en zoo is het niet te verwonderen dat tot dusver nog maar een enkele Parijzenaar er toe heeft kunnen besluiten, aan den Niagara galvanisch koper te winnen.
Er zijn echter optimistische Yankees, die meenen dat er voor den Koning der wateren (dat is de beteekenis van het Indiaansche woord Niagara) in Amerika zelf nog genoeg werk te krijgen is. De stroom kan immers naar New-York overgebracht worden en daar alle mogelijke machinerieën in beweging brengen. Daar staan bijvoorbeeld op straat kleine machines tot het poetsen van laarzen; aldus kan spoedig de tijd komen dat de trotsche Niagara in de groote steden van Amerika de taak van schoenpoetser zal vervullen.
Wie weet, tot welke diensten men den reuzenstroom al niet verlagen zal! Het zal toch niet gemakkelijk vallen voor 150 000 paardekrachten maar aanstonds behoorlijk werk te vinden. De naaste toekomst zal leeren hoe de Niagara-maatschappij ook deze moeilijkheid te boven zal komen.