Het nationaal gedenkteeken voor keizer Wilhelm I te Berlijn. -
Men herinnert zich, dat het een der eerste bemoeiingen van den jongen Duitschen keizer is geweest, - en hij hierin het heele Duitsche volk als één man achter zich had - voor zijn grootvader, den grondlegger van het Duitsche keizerrijk, een zijner waardig gedenkteeken op te richten. Onlangs nu heeft keizer Wilhelm II bij kabinetsorder zijn besluit te kennen gegeven, het ontwerp van professor Reinhold Begas voor het nationaal gedenkteeken van keizer Wilhelm I te Berlijn te laten uitvoeren. Hiermee is dan eindelijk het vraagstuk opgelost, dat sedert den dood van den eersten Duitschen keizer alle gemoederen in Duitschland heeft beziggehouden.
De eerste prijsvraag, die voor dit gedenkteeken was uitgeschreven, had geen bevredigende uitkomsten opgeleverd, terwijl naast de onzekerheid over den artistieken vorm van het monument de vraag, welk plein voor het plaatsen van een grootsch nationaal gedenkteeken het meest geschikt was, allen in spanning hield.
Het was bekend, dat keizer Wilhelm het monument voor zijn doorluchtigen grootvader voor het oude slot der Hohenzollerns wenschte opgericht te zien, en nu kwamen tal van ontwerpen in, waarin men de plaatselijke moeilijkheden uit den weg trachtte te ruimen. Ondertusschen had de Rijksdag besloten, de beslissing van deze vraag aan den keizer over te laten, en nu werd een tweede prijsvraag uitgeschreven, die tot eenige weinige kunstenaars beperkt bleef, maar evenals de eerste geen gevolg opleverde.
Eindelijk kwam de tijding, dat de keizer een ontwerp van Reinhold Begas, behoudens eenige wijzigingen, had goedgekeurd. Deze wijzigingen werden aangebracht en onze gravures op de laatste bladzij toonen het monument, zooals het uitgevoerd zal worden. Begas had in de ontwerpen, die hij op de prijsvragen inzond, het oordeel der kunstcritici en der leeken tegen zich. Men miste daarin de verheven eenvoud en monumentale grootheid, die aan het nationaal gedenkteeken van een heerscher voegen. Begas heeft zich hiervan doordrongen en nu het plan geleverd voor een werk, dat op voor elk begrijpelijke wijze de gedachte vertolkt, die het moet uitdrukken: de eenvoudige grootheid van den man, te wiens eere het wordt opgericht, en de dankbaarheid van een volk, dat den overledene als zijn nationalen held beschouwt.
Bij het nationale gedenkteeken voor keizer Wilhelm legt de vorm van het architectonische gedeelte zooveel te meer gewicht in de schaal, als de beknoptheid van het door den keizerlijken wil aangewezen plein aan den oever der Spree, langs de westzijde van het slot te Berlijn, den kunstenaar de niet gemakkelijke taak oplegde, een harmonische overeenstemming te treffen tusschen het architectonisch gedeelte en het monument, en te zorgen, dat aan den eenen kant het gedenkteeken zelf niet door de omringende zuilen, beelden en andere attributen overvleugeld wordt, en deze van den anderen kant toch monumentaal en grootsch worden uitgevoerd.
Aan Begas mag de lof niet onthouden worden, dat hij zich op voortreffelijke wijze van deze dubbele taak heeft gekweten. Onze kleine gravure toont het monument in zijn geheel, en wel zoo, dat het eigenlijke gedenkteeken zich voor het Cosandersche portaal van het slot bevindt, terwijl de achterwaarts gelegen zuilenhal zich langs de Spree uitstrekt. Deze zuilenhal is geen halve cirkel aan één stuk, maar loopt, wat het gedeelte achter het monument betreft, in een rechte lijn en evenwijdig met het front van het gedenkteeken, waarbij zich twee kleine krommingen aansluiten, die naar voren weer in een rechte lijn voortloopen. De punten, waar de zuilenhal een bocht maakt, zijn door versieringen met wapens en tropeëen gekarakteriseerd, terwijl op deze punten gelijkvloers de standbeelden van vorsten en veldheeren zullen verrijzen, zoodat de afsluiting van de enkele gedeelten der hal zeer indrukwekkend zal zijn.
De beide eindpunten der hal dragen eveneens rijke versieringen; daarboven verheffen zich de vierspannen, die Noord- en Zuid-Duitschland voorstellen. Elk eindpunt wordt door twee standbeelden geflankeerd, zoodat er zich in het geheel een achttal bevinden. In het inwendige der hal zullen de standbeelden van beroemde mannen uit den tijd van keizer Wilhelm I geplaatst worden.
Het gedenkteeken zelf verheft zich in het midden, maar zóó, dat het zijn plaats als overheerschend en zelfstandig geheel behoudt. Dit is daarom van zooveel belang, omdat het hierdoor alleen mogelijk is, het monument van de ter zijde gelegen pleinen, den lusttuin en het slotplein, te zien. Lag het geheel binnen het steenen gevaarte, dan zouden de met de vierspannen voorziene eindpunten den indruk van het monument, in weerwil van zijn geweldige hoogte, 21 meter, sterk verminderen.
Het voetstuk van het gedenkteeker rust op een breed onderstuk, dat aan de boel en door vier leeuwen versierd wordt. Het voorvlak van het voetstuk bevat het opschrift, daarboven de keizerskroon, daaronder de orde van den zwarten Adelaar. De verbinding tusschen het onderste vlak van het voetstuk en de trappen tusschen de postamenten der leeuwen geeft aan de voorzijde, de zinnebeeldige voorstelling van het nieuwe recht. Op een schrijfrol lezen wij de woorden eenheid, recht, wet, en naast de rol zijn een kelk, een kruis en een lauwerkrans op eenvoudige, maar artistieke wijze aangebracht.
Deze versiering van het voorste vlak van het voetstuk beantwoordt aan die der achterzijde: daar bevinden zich de koningskroon en