Bij de Platen.
De minne. -
De vermelding van den roemrijken naam van Frans Hals onder dit kranige stuk mag zeker wel overbodig heeten. Ieder die maar ooit in een onzer museums een dier levende koppen van den Haarlemschen meester gezien heeft, herkent op het eerste gezicht hier zijn arbeid. Aldus de natuur weer te geven in forsche, sobere penseelstreken, met nooit missende vastheid van hand op het doek gebracht, aldus de figuren te doen leven en spreken, als traden ze uit de lijst naar voren, dat kon alleen Frans Hals.
Het prachtige doek, waarvan dit nummer een welgeslaagde reproductie biedt, mag onder de merkwaardigste van den meester gerekend worden. Zooals men weet, was niemand meer dan de flinke, ronde Frans Hals een vijand van het zoogenaamd ‘gelikte.’ Zijn koppen zijn over het algemeen breed geborsteld; terwijl Rembrandt, met die fijne, bijna ziekekelijke kunstenaarsgevoeligheid, waardoor hij geheel onder onze modernen thuishoort, honderdmaal over dezelfde plaats heenstreek, schilderde Hals dadelijk raak. Welnu, het hier weergegeven tafereel bewijst toch dat ook hij, als hij wilde, fijn en zorgzaam acheveeren kon. Zie dat gebloemde japonnetje van het kind, die kanten muts en kraag, die borduursels op borst en mouwen, - 't is alles weergegeven met een gevoel voor het teer-mooie in die kleinigheden, die men bij een kerel als Hals haast niet zou verwachten en met een nauwkeurigheid, die aan photographie doet enken.