had, en werden beiden op bevel der rechtbank in vrijheid gesteld. Taylor huwde onmiddellijk hierop, verkocht zijn boerderij en vestigde zich metterwoon met zijn jonge vrouw te East Saginaw.
Hoewel het gerecht nog voortdurend op de moordenaars loerde, wilde het niet gelukken, hen machtig te worden. Verscheidene tramps (Amerikaansche vagebonden, die omtrent dien tijd in de nabijheid der bedoelde boerderij gezien waren, werden in hechtenis genomen, maar moesten evenwel spoedig weer op vrije voeten gesteld worden, daar er geen schijn of schaduw van schuld te vinden was.
Juffrouw Handerson werden de 20.000 dollars door onze maatschappij toegezegd, en zooals in Amerika gebruikelijk is, zouden ze haar zes maanden na den dood van den verzekerde in baargeld uitbetaald worden.
Na den verkoop van haar landerijen vestigde zij zich in de stad Dalton, waar zij in stille teruggetrokkenheid haar man betreurde.
Al deze gebeurtenissen hadden mijn verblijf in de Vereenigde Staten veel langer gerekt, dan oorspronkelijk in mijn bedoeling lag. Ik keerde weer over New-York naar Liverpool terug, verbleef evenwel maar weinige maanden in Engeland, daar ik door de directie nogmaals naar de Vereenigde Staten werd gezonden en wel naar het verre Westen. Ik moest in Utah, Wyoming en Idaho, waar wij nog geen agentschappen bezaten, ze zien op te richten. Van New-York ging ik over Chicago, Omaha en Oyden naar Salt Lake City in het Mormonenland.
De stad van Brigham Young beviel mij uitstekend. Op zekeren dag slenterde ik door de 14e straat. Plotseling bleef ik staan, daar ik mijn oogen haast niet geloofde. Aan den anderen kant der straat wandelde rustig en wel de vermoorde Handerson met een vroolijk lachend gelaat en aan zijn arm een mooie jonge dame in het zwart, die in het minst niet geleek op zijn vrouw te Dalton. In het begin was het, of mijn voeten van lood geworden waren. Ik kon geen stap verder zetten, maar spoedig was deze oogenblikkelijke zwakte voorbij en snel stak ik nu de tamelijk breede en met boomen beplante straat over, om een verklaring van dit zeldzame verschijnsel te krijgen.
Zou het een dubbelganger van den vermoorde zijn? Maar dit was niet mogelijk, want op hetzelfde oogenblik werd mij Handerson gewaar, verbleekte en zocht met zijn gezellin, die hem onthutst aanstaarde, zoo vlug het zijn boenen toelieten uit mijn nabijheid te komen.
Jammer genoeg gelukte hem dit. Drie groote, met landbouwwerktuigen beladen wagens, die vlak achter elkaar voorbijreden, dwongen mij verscheidene seconden in het midden van de straat te blijven staan, en toen de doortocht vrij was geworden, was Handerson met zijn dame verdwenen.
In het eerste oogenblik kwam ik mij zelf geheel hulpeloos voor, daar ik volstrekt niet wist, wat ik nu moest doen. Alleen dit stond bij mij vast, dat hierachter een bijzonder stout en geheimzinnig bedrog schuilde, waarvan de onthulling voor mij en mijn maatschappij van het grootste gewicht was. Met een dubbelganger van Handerson kon ik niet te doen hebben, want zoo iemand zou op mijn gezicht niet verbleekt zijn en evenmin de vlucht genomen hebben.
Ondertusschen had ik reeds na eenige minuten mijn kalmte en bedaardheid van geest teruggekregen, en ik besloot onmiddellijk naar het station te gaan, daar het paar naar alle waarschijnlijkheid zou probeeren, zoo snel mogelijk uit de stad te ontkomen. Daar aangekomen vernam ik, dat de eerste drie uur geen personentrein naar de een of andere richting zou vertrekken. Mismoedig begaf ik mij weer de stad in. Toen ik het Continental hotel, het eerste en grootste in Salt Lake City, naderde, trad Handerson met zijn dame juist uit de vestibule, om in een rijtuig te stappen. Nauwelijks had ik dit bemerkt, of een machtige ontroering maakte zich van mij meester. Ik riep den aan den hoek van de naaste straat staanden politie agent te hulp en verzocht hem, Handerson, die ondertusschen in het rijtuig had plaats genomen, gevangen te nemen. De politiebeambte naderde onmiddellijk het rijtuig en in vliegende haast vertelde ik hem en den eigenaar van het hotel, die eveneens naderbij gekomen was, wat ik van Handerson wist.
Deze had voor al mijn beweringen een medelijdend lachje over en verklaarde, dat ze enkel in mijn verbeelding bestonden. Hij noemde zich Snijder en beweerde bij hoog en bij laag, noch mij te kennen, noch ooit in Dalton geweest te zijn. Terwijl hij onverstoorbaar rustig bleef, verloor zijn gezellin heel haar zelfbeheersching; daar ik er op aandrong, het paar in hechtenis te nemen, bleef den politie agent, wien het zonderlinge gedrag der dame was opgevallen, niets anders over, dan ons alle drie naar den dichtstbijzijnden politiepost te brengen. Daar verklaarde Handerson aan den aanwezigen inspecteur van politie, dat hij tegen zijn onwettige arrestatie en die van zijn zuster onmiddellijk zijn bezwaren zou indienen bij den commissaris. Op dit oogenblik trad de commissaris toevallig het bureau binnen. Voor mij was de verschijning van dezen ambtenaar zeer gunstig, daar ik met hem reeds bevriend was, toen hij nog als inspecteur van politie te New-York diende, waar ik vroeger lang gewoond had.
Handerson alias Snijder had in het hotel zijn gezellin voor zijn gehuwde zuster uitgegeven, en, zooals reeds gezegd is, verklaard, nooit in Dalton of in die streek gewoond te hebben. Ook den commissaris kwamen mijn beweringen tamelijk onzinnig voor. Op alle strikvragen die hem gedaan werden, antwoordde Handerson met de grootste kalmte en zekerheid. Natuurlijk werd hiervan een uitvoerig protocol opgemaakt en de commissaris scheen veel lust te hebben, Handerson en zijn gezellin in vrijheid te stellen, toen een toeval mij te hulp kwam.
De dame, die nog maar altijd haar zelfbeheersching niet had teruggevonden, en ook ten gevolge van herhaalde snik- en huilbuien niet verhoord kon worden, liet, toen zij haar zakdoek voor den dag haalde, daarbij een brief op den grond vallen. Handerson bukte snel om hem op te rapen. Ik kwam hem echter voor en ontrukte hem het schrijven, eer hij het in zijn zak kon steken Nu las ik tot mijn groote voldoening, dat de brief aan ‘Juffrouw Handerson te Dalton, Michigan, Columbiastraat 6,’ geadresseerd was.
Handerson wierp een woedenden blik op mij, greep mij bij den kraag en trachtte mij het schrijven te ontwringen. De sterke armen der politie agenten grepen hem nu vast en de commissaris nam zelf den brief in handen, om hem te lezen. Op dat oogenblik bereikte Handerson met één sprong de deur en ontvluchtte. Maar even spoedig ook snelden de agenten hem achterna en vervolgden den vluchteling over een tamelijk groot plein, dat op een eenzame straat uitkwam. Handerson zou ontsnapt zijn, indien hij niet juist twee politiebeambten, die in die straat op post stonden, in de handen was gevallen. Zij brachten hem nu naar het bureau terug, waar hij benevens zijn gezellin in verzekerde bewaring werd gebracht. Nu was geen twijfel meer mogelijk, dat wij met den echten Handerson te doen hadden. De jonge dame was, zooals ze zelf bekende, werkelijk zijn zuster, die met zekeren pachter Ingersol te Idaho gehuwd en na zijn spoedig daarop gevolgden dood naar Salt Lake City verhuisd was.
Hier had zij plan, een modewinkel te openen, maar zij zag er van af, toen Handerson naar Utah kwam en haar vertelde, dat hij in een Europeesche loterij 20.000 dollars had gewonnen, die zijn vrouw, welke zich nog te Dalton bevond, zouden uitbetaald worden en die dan met het kapitaal naar Salt Lake City zou komen.
Handerson's zuster had van haar boerderij duizend dollar gemaakt, waarvan ze nu met haar broer leefde, daar deze geheel zonder middelen naar Salt Lake City was gekomen. In den aan juffrouw Handerson geadresseerden brief, die door de politie aan de justitie werd ter hand gesteld, deelde de weduwe Ingersol aan haar zwagerin mee, dat zij met haar broer te Salt Lake City een zaak wilde beginnen, die de tegenwoordige eigenaar voor 15.000 dollars wilde verkoopen. Juffrouw Ingersol verzocht verder haar zwagerin, zich reisvaardig te houden, om dan, zoodra haar loterij bedrag was uitbetaald, onmiddellijk met het kapitaal naar het Westen te komen.
Verschillende koopers hadden zich aangemeld en de zaak was een uitstekende geldbelegging. Uit dit schrijven bleek, dat Handerson een uitgeslapen schurk was, die ook zijn zuster bedrogen had.
Intusschen was ook juffrouw Handerson op telegraphisch bevel door den sheriff te Dalton in hechtenis genomen. Zij ontkende, evenals haar man, stoutweg alles en beweerde, dat haar echtgenoot al lang niet meer onder de levenden behoorde. Toen nam de rechter van instructie te Dalton zijn toevlucht tot een list. Hij vertelde, dat haar man haar enkel naar Salt Lake City had willen lokken, om ze daar de 20 000 dollars afhandig te maken. Handerson had in het geheim verstandhouding aangeknoopt met een jonge dame in de Zoutmeerstad, wie hij beloofd had te zullen huwen en met wie hij onmiddellijk naar Europa zou vertrekken, zoodra hij de 20.000 dollars in het bezit had. Wat alle strikvragen van den rechter van instructie tot dusver vruchteloos hadden beproefd, bewerkte nu de ijverzucht.
Toen juffrouw Handerson van de voorgewende trouwbreuk van haar man hoorde, liet zij haar geheimhouding varen en legde een volledige bekentenis af.
Handerson zoowel als zijn vrouw hielden van goede sier en het zware boerenwerk beviel hun niet. Daarom waren zij overeengekomen, zich door een slim overlegden streek een groot vermogen in geld te verschaffen. Tot dit doel besloten zij, een levensverzekeringsmaatschappij te bedriegen.
Eerst liet Handerson zich voor 10.000 dollars verzekeren, om daarna dit bedrag op het dubbele te brengen. Het toeval kwam hen daarbij te hulp. Een kennis van Handerson, die tamelijk wel op hem geleek, stierf en werd op het kerkhof, dat zich in een woud, grenzende aan de boerderij van Handerson, bevond, in het familiegraf bijgezet.
Des nachts begaf Handerson zich met zijn vrouw naar de begraafplaats, waar zij de deur van den grafkelder met behulp van een valschen sleutel openden. Door middel van een breekijzer beproefde Handerson de steenen plaat van het graf op te lichten. De zeer zware zerk viel evenwel met luid geraas neer en Handerson en zijn vrouw vluchtten uit vrees, dat dit zou gehoord zijn, in het woud. Toen evenwel niemand voor den dag kwam, keerden beiden naar den grafkelder terug, lichtten de zerk op, openden daarop den houten deksel der kist en namen er het lijk uit. Daarop brachten zij de plaat weer in haar vorigen toestand, verwijderden alle sporen van hun nachtelijke bezigheid, sloten de deur en sleepten het lijk naar hun woning, waar zij, door niemand gezien, des morgens tegen drie uur aankwamen. Den volgenden morgen vertrok de vrouw van Handerson naar haar ouders.
Toen Handerson hoorde, dat alles ontdekt was, legde hij de volgende bekentenis af: Nadat zijn vrouw vertrokken was, begaven zich ook zijn beide knechts, die niet op de boerderij, maar in een ongeveer honderd vijftig schreden verwijderd huisje woonden, naar de stad. Toen nu Handerson heel alleen op de hoeve was, sloot hij de deur, haalde het lijk uit den kelder en legde het op zijn bed, stak het zijn trouwring aan den vinger en sloeg het met een bijl de hersens in. Daarna zette hij de bijl in de nabijheid van het bed en hoopte een menigte spaanders en krullen in de kamer op. Toen dit geschied was, goot hij er petroleum over heen en zette twee brandende kaarsen te midden