De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9(1892-1893)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende In bekoring. Een jongeling stond aan het venster In het uur van een lieflijken nacht; Van tintlende starren omgeven, Goot de maan op de sluimrende dreven Heur zilver, zoo rein en zoo zacht. Maar wild als de storm jaagt zijn harte, En rusteloos fonkelt zijn oog, Als zoekt het in de eindlooze kringen Der wandlende lichten te dringen Tot het diepst van den scheemrenden boog. Hem martelt de loochnende twijfel, Die duizenden zielen vermoordt; En hij smeekt tot de vriendlijke starren: ‘O, vilt mij uw raadslen ontwarren, Of zij sleuren in d' afgrond mij voort!’ En daar klinkt als een stem door den hemel: ‘O dwaas, wat verdiept zich uw geest In de peillooze hemelgewelven; Gij, die - een geheim voor u zelven - Uw eigen bestaan niet doorleest!’ De jonkman aanhoort vol ontroering Der starren ontzettenden spot. Van heur vorstlijken luister omblonken, Roept hij uit, op de knieën gezonken: ‘Mijn Heer en mijn God!..’ Maastricht. W. de Veer. S.J. [pagina 228] [p. 228] poesjesspel, naar de schilderij van c.e. wilson. [pagina 229] [p. 229] stormvloed, naar de schilderij van hans von bartels. Vorige Volgende