De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9(1892-1893)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Trouw tot in den dood. Waar trekt met hellebaard en speer En hard rinkinkend zijdgeweer Die bende krijgers henen? Wien sleuren ze in hun midden voort, Zoo ruw gebonden en gekoord, Zijn bloedspoor kleurt de steenen? Het is een jeugdig ruiterknecht, Die, krijgsgevangen, door 't gerecht Veroordeeld werd te sterven. Noch eereplicht, noch heldenmoed, Noch frissche jeugd, noch edel bloed Kan hem genâ verwerven. Een maagdlijn, dat aan 't venster staat, Beschouwt zijn droef en bleek gelaat, IJlt met een kreet naar voren En dringt de menigt' woest op zij. ‘Laat,’ roept ze, ‘den gevangne vrij: Mij moog hij toebehooren!’ De hopman heet den troep: ‘Sta stil!’ En wenkt de maagd: ‘Geschiede uw wil.’ Het volk spitst gretig de ooren. ‘'t Is oud gebruik: wanneer een maagd Van een verwezen 't leven vraagt, Zal hij haar toebehooren. ‘Men neem hem dus de boeien af. Hem wacht de bruid in steê van 't graf. Wat recht is moet geschieden.’ Maar eer hun hand zijn kluisters breekt, Weert hen de jonkman af en spreekt: ‘Ik mag niet, goede lieden.’ En tot de maagd, met dankend hoofd: ‘Een andre heb ik trouw beloofd. Dies moet uw gunst ik derven. Zoo ik mijn woord aan haar niet hield, Dan ware ik eerloos als een fielt - Neen! liever wil ik sterven.’ Zij slaat de handen voor 't gelaat, Terwijl hij fier ter strafplaats gaat. - Daar liet hij 't jonge leven. ‘Mijn liefde is trouw tot in den dood!’ Dat heeft in lettren vurig rood Zijn edel bloed geschreven. J.R. van der Lans. Vorige Volgende