De St.-Marcuskerk te Venetië. -
Er is wellicht geen merkwaardiger kerkgebouw in de wereld dan die heerlijke tempel van San Marco, die alle oudheidkundigen tot wanhoop brengt, daar niemand met juistheid weet op te maken hoe dit wonderwerk der bouwkunst eigenlijk in elkaar is gegroeid, maar die toch aller onverdeelde bewondering afdwingt. Lang en breed is er al geredetwist en zal er ongetwijfeld nog geredetwist worden om het juiste tijdperk vast te stellen, waartoe elk der voornaamste deelen van het gebouw moet gerekend worden. Klimt het plan tot de tiende eeuw op? Waarin heeft het werk der elfde eeuw bestaan? Daarover kunnen de geleerden het maar niet eens worden. Vasari geeft als het jaar der stichting 828 op, terwijl elders beweerd wordt dat de bouw eerst in 1178 zou zijn aangevangen. Wat daarvan zij, het werk draagt onmiskenbaar den stempel van den Byzantijnschen smaak. De bouwmeester, klaarblijkelijk in de Grieksche school gevormd, heeft getracht in groote trekken de Hagia Sophia van Constantinopel na te bootsen en toch oorspronkelijk te blijven. Het moet erkend worden dat hij in dat plan uitstekend is geslaagd: San Marco zal in de oogen der kunstkenners altijd als een van de edelste scheppingen der bouwkunst gelden.
De algemeene verhoudingen van het gebouw zijn waarlijk grootsch; de moeilijkste problemen der bouwkunst zijn er behendig opgelost, en wanneer men over de verdienste van een gebouw mag oordeelen naar de werking, die het op den geest van den beschouwer maakt, moet de hoofdkerk van Venetië onder de bewonderenswaardigste kunstgewrochten van alle tijden gerangschikt worden.
Het plan van San Marco is evenals dat der Sophiakerk te Constantinopel een Grieksch kruis, waaraan een ruime portiek is toegevoegd. In het midden verheft zich op vier zware pijlers de ontzagwekkende koepel, naar de oude opvatting het beeld der wereld met het hemelgewelf, in welks top de troon van God is geplaatst. In het Oosten vooral schijnen, de Christenen die opvatting algemeen gehuldigd te hebben en hun bouwmeesters hebben door vernuftige toepassingen een karakter aan den koepel weten te geven, geheel in overeenstemming met die zinnebeeldige beteekenis.
Onder dien koepel, stralend van goud en de onvergankelijke kleuren der mozaïeken, glanst ons in een zacht licht het gelaat tegen van den Godmensch te midden der gelukzaligen, die het hemelhof uitmaken. Wat verder verrijst het altaar, waar het geloof ons Christus als priester en offerande toont. Kon de kunst een grootscher tabernakel bouwen om die verheven geheimen te overhuiven?
Op iederen arm van het kruis verheft zich een nieuwe koepel, en die omringende koepels verhoogen nog de majesteit van den middelsten. Heel het gebouw is met dergelijke koepels gedekt; de Grieken, die het in den koepelbouw tot een groote bedrevenheid hadden gebracht, gaven aan zulk een bedaking de voorkeur boven de houten zolderingen der Latijnsche basilieken. De zijbeuken zijn van het schip gescheiden door kolommen en bogen, waarop breede galerijen rusten. De kapiteelen der kolommen bestaan uit sierlijk bladwerk, dat, hoewel bijzonder fijn gesneden, toch gewoonlijk weinig vooruitspringt; sommige hebben veel weg van de merkwaardige kapiteelen uit de kerk van St. Vitalis te Ravenna.
Men telt in San Marco meer dan vijfhonderd kolommen alle van marmer en uit Griekenland en de Levant hierheen gevoerd. Terwijl men aan den trotschen tempel bouwde, moest ieder schip, dat te Venetië binnenliep, de een of andere dier kostbare bouwstoffen aanbrengen. Niets wekt dan ook zoo zeer de bewondering der kenners als de keuze en verscheidenheid der marmersoorten, voor de versiering dezer kerk gebruikt. De kolom van zwart en wit porfier in de kapel van het H. Kruis gaat voor een eenig staaltje door.
Aan den gevel van het gebouw merkt men een dubbele rij antieke zuilen op van porfier en andere kostbare steensoorten, waarop inscripties in Syrische en Armenische letters staan gegrift. Zoo ziet men ook nog verschillende oude bas-reliefs in de muren gemetseld. Maar onder die sieraden, getuigen van vroegere overwinningen, is er geen zoo vermaard als de beroemde bronzen paarden boven het hoofdportaal geplaatst. Zij zijn afkomstig van den hippodromos van Constantinopel en maakten deel uit van den buit der Venetianen bij de bemachtiging der hoofdstad van het Byzantijnsche rijk door de kruisvaarders. Sommigen schrijven ze toe aan de Romeinsche school uit den tijd van Nero, anderen aan de Grieken van Chios en de school van Lysippus. Volgens de meest vertrouwbare berichten liet Augustus ze uit Alexandrië weghalen en versierde er den zegeboog mee, die te zijner eer te Rome werd opgericht. Na vervolgens door Nero, Domitianus en Trajanus tot sieraad voor