Op Zee.
Water, water, water slechts,
Wat mijne oogen schouwen,
Verder nog dan links en rechts
Water, water, wat er woelt,
Wat er klatert, klotst en spoelt,
Nimmer, nimmer wieglensmoê,
Tot de diepste diepten toe,
Wufte zee, wat dreef mij aan,
Wufte zee, ik waagde 't niet,
Dat een hoogre Macht gebiedt
Dat een vaste onzichtbre Hand
Tot uw diepsten grond omspant,
Dat Zij al uw diepten meet,
En niet één de wet vergeet
Die heur Wijsheid stelde;
Dat Zij richting wijst en doel,
Wat er heen of weder woel',
Dat Zij eeuw en eeuwen door,
Elk atoom zijn eigen spoor
Feilloos rond zal dragen.
Wufte waatren, wielt en woelt,
Beukt en breekt uw baren,
Klotst en klatert, spat en spoelt,
'k Weet: een hoogre Macht gebiedt,
Haar ontworstlen kunt gij niet,
Eeuwig staat heur raadsbesluit
Wufte waatren, voert het uit,
| |