ders dan de zuster van onzen koning, de voormalige prinses Sophia der Nederlanden. En met belangstelling hebben wij gezien hoe deze Oranjetelg in den vreemde, waar zij een tweede vaderland gevonden heeft, op haar feestdag met hartelijke toegenegenheid en vereering werd omringd.
De groothertogin van Saksen-Weimar is in 1824 geboren. Op den 8en April van dat jaar verkondigden een en twintig kanonschoten aan de bewoners van het vorstelijk 's-Gravenhage de blijde tijding, dat den prins van Oranje (den lateren koning Willem II) en zijn gemalin Anna Paulowna een dochter was geboren Den 4en Mei werd, de nieuwgeboren prinses in de rijk gesierde Groote of St.-Jacobsberk plechtig gedoopt en ontving de namen Wilhelmina Maria Sophia Louise.
Zij bleef de eenige dochter, die het vorstelijk paar geboren werd, en groeide voorspoedig op, door innige genegenheid verbonden met haar beide broers, van wie vooral prins Hendrik haar levenslang van harte bleef toegedaan. Het is bekend dat de latere koning Willem II veel werk maakte van de opvoeding zijner kinderen en zoo stond ook prinses Sophia van jongs af onder uitstekende leiding. Den winter bracht zij met haar ouders gewoonlijk in Den Haag door, maar des zomers verwijlde men gaarne en lang op het lustslot Soestdijk, waar de kleine prinses een eigen boerderij bezat. Hier leerde zij melken, kaasmaken, koeken bakken en spinnen en deed er al die practische bedrevenheid in landbouw en veeteelt op, die haar thans nog in staat stelt met zoo groote kennis van zaken haar uitgestrekte bezittingen in Silezië en Posen te beheeren.
Op den leeftijd van achttien jaren trad prinses Sophia in het huwelijk met den erfgroothertog Karl Alexander van Saksen-Weimar. De vorstelijke bruidegom was den 24en Juni 1818 te Weimar geboren als de zoon van den lateren groothertog Karl Friedrich en diens gemalin, de Russische grootvorstin Maria Paulowna. Bij zijn geboorte door een welkomstzang van Goethe begroet, toonde hij van jongs af een opmerkelijken aanleg voor al wat edel en schoon is; door het heele Duitsche rijk staat hij thans bekend als een zorgzaam landsvader en een trouw bondsvorst; Bismarck noemde hem eens ‘een der zuilen des rijks,’ en als fijnvoelend en krachtig bevorderaar van kunst heeft hij zich vooral verdienstelijk gemaakt door de vernieuwing van den Wartburg die op zijn last en volgens zijn aanwijzingen is gerestaureerd.
Den 8en October 1842 werd de huwelijksband gesloten, die voor het vorstelijk paar en hun onderdanen zoo zegenrijk geworden is. Onder de levendige deelneming van het Nederlandsche volk werd in Den Haag met vorstelijke praal de bruiloft gevierd. Hoe blij en hoopvol de jonge prinses haar vorstelijken gemaal ook naar het nieuwe vaderland volgde, toch viel het haar hard te scheiden van het tooneel harer kinderjaren en vooral van haar geliefde ouders en broeders. Een aardige geschiedenis legt daarvan getuigenis af. Toen het jonggehuwde paar, door de beide broeders der erfgroothertogin uitgeleide gedaan, te Rotterdam op het punt stond de stoomboot te betreden, voelde de prinses eensklaps nog den wensch in zich opkomen, haar koninklijke ouders een laatste woord tot afscheid te zenden. Spoedig besloten, verzocht zij een der aanwezige officieren, haar zijn schako tot schrijflessenaar te leenen; toen de officier daarop eerbiedig in overweging gaf of het niet gemakkelijker zou zijn, haar voornemen aan boord der stoomboot ten uitvoer te brengen, kreeg hij ten antwoord: ‘Neen, ik moet op vaderlandschen bodem het laatste vaarwel schrijven.’ Gauw waren een paar woorden op het papier geworpen en het blad werd aan een der prinsen ter verdere bezorging toevertrouwd.
De reis door het Saksische land geleek een zegetocht tot het jonge paar den 22n October 1842 de residentie Weimar binnentrok. Hier volgde weken aan een stuk de eene feestelijkheid op de andere, en daarna kwamen dagen van stil huiselijk geluk. Daar man en vrouw een groote overeenstemming van gevoelens en neigingen aan den dag legden, werd hun paleis weldra het vereenigingspunt voor al wat naar het goede en schoone streefde.
Hun huwelijksleven was als dat van gewone stervelingen een afwisseling van lief en leed; de grootste vreugde werd het jonge paar bereid, toen het den 31n Juli 1844 verblijd werd met de geboorte van een zoon, die later nog door drie dochters gevolgd werd. Maar zwaar ook werd het hart der moeder gegriefd, toen zij zich in 1859 de achtjarige prinses Sophie, haar naamdraagster, zag ontvallen. Groote vreugde heerschte er weer in het groothertogelijk paleis, toen het doorluchtige paar den 8n October 1867 zijn zilveren bruiloft mocht vieren, en niet minder toen de erfgroothertog Karl August zijn ouders een nieuwe dochter aanbracht in zijn gemalin prinses Paulina van Saksen-Weimar, terwijl ook haar beide dochters achtereenvolgens in het huwelijk traden.
karl alexander, groothertog van saksen-weimar.
Maar het leven eener vorstin behoort niet enkel aan haar familie; het komt ook toe aan haar volk. De blijde verwachting, waarmee de Saksische bevolking haar groothertogin bij dezer blijde inkomste begroette, is schitterend in vervulling gegaan. Terwijl haar gemaal tijdens den Fransch-Duitschen oorlog in het veld was, heeft zij als regentes het bewind gevoerd met een plichtgevoel, belangstelling en beleid, die haar aanspraak geven op de blijvende dankbaarheid harer onderdanen. Immer is zij er op bedacht geweest, het algemeene welzijn te dienen en vooral die echt Hollandsche deugd, den Oranjes zoo eigen, de liefdadigheid werd door haar vlijtig beoefend. Tal van nuttige stichtingen mogen daarvan ten bewijze strekken.
Het kan ons dus niet verwonderen, dat het gouden bruiloftsfeest door de dankbare onderdanen werd aangegrepen als een welkome gelegenheid om hun vorstenpaar sprekende bewijzen hunner warme waardeering en verknochtheid te geven en dat heel het land op dat hoogtij meejubelde.