Zuidduitsch landschap. -
Het is een gemoedelijk, gezellig land, waarin dit levendig schilderijtje met koeien ons verplaatst. Het zijn geen droomerige, logge Hollandsche koeien, vadsig geworden in de grazige, vlakke weiden van ons vaderland; neen, het zijn de hupsche, dartele roodbonte runderen van Zuid-Duitschland, gewoon den ganschen dag bergop, bergaf te klauteren onder onophoudelijk geklingel hunner welluidende klokjes. En hetzelfde verschil als in het vee openbaart zich ook in de menschen. Vergelijk die jolige Tyrolers, die daar met een veer op den hoed gestoken, lustig jodelend het vee voortdrijven, eens met de stille, stijve, in zich zelf gekeerde boertjes, die wij hier soms achter de koeien waarnemen. Maar zie dan ook dat golvende landschap met zijn heuvelen en dalen, zijn geurige dennen, zijn grillige rotsen, zijn klaterend beekje en zijn heldere zonnige lucht, met het kapelletje langs den weg, waar der liebe Herrgott de voorbijgangers met zijn stervende oogen zoo weemoedig groet, - en ge begrijpt onmiddellijk, waar dat verschil in leven en opgewektheid vandaan komt. Onze drassige bodem, zoo vlak als een tafel, onze haast altijd betrokken lucht, onze wanhopig eentonige gezichteinder maakt ons Hollanders op den duur kalm, flegmatiek en nuchter. Het berglandschap met zijn telkens wisselende verschieten, zijn voortdurend tot klimmen en dalen en derhalve tot gezonde beweging dwingende bodem, zijn zuivere, droge, longensterkende lucht heeft op menschen en vee denzelfden opwekkenden invloed.