De Parnassus van Rafael in het Vaticaan. -
Beroemd zijn de zoogenaamde stanza's of vertrekken van Rafael in het pauselijk paleis, drie ineenloopende zalen, wier wanden door het penseel van den grooten meester met de schitterendste tafereelen zijn bedekt. Vooral het eerste dezer vertrekken, de stanza della segnatura, aldus genoemd omdat daar de pauselijke bullen onderteekend werden, prijkt met hoogst zinrijke wandschilderingen. De vier groote, door rondbogen afgesloten muren, geven namelijk de vier machten te aanschouwen, welke volgens de opvatting des kunstenaars het leven beheerschen: de Godgeleerdheid, de Wijsbegeerte, de Poëzie en het Recht.
Een dezer vier wandschilderingen, de Poëzie, wordt door onze gravure afgebeeld. Overeenkomstig de begrippen van zijn tijd heeft de schilder daartoe de mythologische voorstelling van den Parnassus, den Griekschen zangberg gekozen. De muur, waarop dat tafereel moest worden aangebracht, was hiervoor allesbehalve gunstig, daar hij in het midden door een venster werd gebroken; maar van die oogenschijnlijk ongunstige omstandigheid wist de meester op zoo geniale manier partij te trekken, dat alle dwang vergeten is en de heele compositie zich in volkomen vrijheid ontwikkeld schijnt te hebben. Wij zien in het midden de hoogte van den Helikon, aan welks voet de bron Hippokrene ontspringt. Op weelderige graszoden, onder slanke lauwerboomen, troont daar, van de schaar der Muzen omgeven, Apollo, de god van schoonheid, kunst en poëzie. Een roode, tot op den schoot afgevallen mantel laat de edele vormen van het jeugdige lichaam gedeeltelijk zichtbaar. Met naïeve kunstenaarsvrijheid heeft Rafael hem, in plaats van de antieke lyra, de moderne viool in de hand gegeven en daardoor voor het lichaam een bevalliger beweging verkregen. Naast hem hebben twee der Muzen plaats genomen; de eene houdt een groote bazuin vast, die zij tegen den enkel laat rusten; de andere, die op het gras geleund naar Apollo's muziek luistert, heeft een lier in den arm. In de eerste hebben wij waarschijnlijk Clio, in de tweede Erato te zien. Achter Erato sluiten vier staande Muzen, waaronder Thalia met het masker van het tooneel, de middelgroep af. De grootste van de vier wendt den beschouwer den rug toe en laat hem de pronk van haar plooienrijk gewaad bewonderen. Aan de andere zijde ziet men de overige drie Muzen, waarvan er twee aandachtig toeluisteren, terwijl de derde, door de macht der tonen aangetrokken, juist naar voren treedt: het masker in haar hand schijnt op Melpomene te duiden. Met onvergelijkelijke zielkundige fijnheid heeft Rafael in al deze
figuren de verschillende stemmingen, van de hoogste opgetogenheid tot de stilste verrukking, uitgedrukt. Hij voegde er de ontzagwekkende gestalte van den blinde Homeros bij, die met plechtig gebaar den maatval zijner woorden begeleidt, terwijl Dante en Vergilius eerbiedig toeluisteren en een begeesterd jonkman met nog grooter belangstelling het oor leent.
Met grooten tact heeft Rafael aan weerszijden van het venster een lager rotsterras weten aan te brengen, waarop hij vooreerst Sappho met de lier en een schriftrol geplaatst heeft. Zij wendt zich naar een prachtige groep van vier gelauwerde dichters, die in een levendig onderhoud verdiept zijn en waaronder men Petrarca herkent. Aan de andere zijde vormt de eveneens zittende gestalte van den eerwaardigen Pindarus een pendant met Sappho. Hij is voorgesteld in gesprek met Horatius, terwijl een derde dichter achter hen peinzend den wijsvinger aan de lippen brengt. Nog een vijftal gelauwerde figuren vullen hier den achtergrond.
Het geheel is een verheerlijking van poëzie, kunst en schoonheid, volgens de opvatting der renaissance.