De vijanden der telegraaf.
De telegraafdraad is de draad van Ariadne der moderne beschaving in den doolhof van den vooruitgang. Zoodra de beschaafde ergens landt en in Azië, Afrika of Amerika in de onbekende binnenlanden doordringt, zorgt hij de telegraafpalen achter hem te planten en den geleidraad, dien wonderbaren voortplanter zijner gedachten, daar langs te spannen. Onze telegraafpalen hebben veel weg van de stukjes papier, die het Klein Duimpje uit de fabel op zijn pad strooide, om den weg naar huis terug te vinden.
Maar ternauwernood zijn de palen geplant en is het draad daarlangs gespannen, of een wolk van vraatzuchtige vijanden strijkt er op neer om de lijn te vernietigen. Om strijd beijveren zij zich, er een stukje af te scheuren, den draad door te snijden, den paal door te knagen: in dien onverbiddelijken oorlog, om de menschelijke gedachte te beletten haar vlucht te nemen in de ongemeten ruimte, wedijveren menschen, dieren en planten, en zelfs de natuur met haar windvlagen, regen en donder. Het is niet zonder belang, dat heir van vernielers, waarmede het leger der telegrafisten onophoudelijk in list en werkzaamheid worstelt, de revue te laten passeeren.
Opmerkelijk is het, dat in dezen wedstrijd den mensch de palm der verwoesting toekomt. Al moge de telegraaf ook voor alle streken, die zij doortrekt, een ware weldaad zijn, toch schept de mensch, de beschaafde zoowel als de wilde, er vermaak in ze te vernielen, en wel om twee voorname redenen: vooreerst enkel uit genoegen om te vernielen, en op de tweede plaats om zich de overblijfselen toe te eigenen.
De isolators van wit porselein, waardoor de draden loopen, trekken de aandacht der straatjongens, kleine en volwassenen: voor hen is het een groote pret, deze met steenen stuk te gooien. Op verschillende plaatsen heeft men ze door een soort van heining er om heen of door ze bruin te verven, moeten beschutten: de bruin of kastanjekleurig geverfde isolator maakt in mindere mate de aandacht der vernielers gaande.
De Arabieren zijn groote liefhebbers van porseleinen isolators, maar dezen hebben ten minste de verontschuldiging, dat zij er koffiekopjes van maken. Het zijn wel geen kopjes van Sèvres-porselein, maar in de woestijn kijkt men zoo nauw niet.
De draden der telegraaflijnen maken de vreugde uit der primitieve bevolkingen, in wier streken zij worden aangelegd. Als de draad van ijzer is, maakt men er sloten en banden van allerlei soort van, is hij van koper, dan weten de wilde dames ze te fatsoeneeren tot ringen, armbanden en andere snuisterijen, of wel zij steken kleine stukjes in neus en ooren, wat heel lief staat. Dit alles geschiedt zonder de minste gewetenswroeging. Men verhaalt evenwel het geval van een braven Annamitischen boer, die, na over een groote uitgestrektheid het draad gestolen te hebben, er behoorlijk aan elkaar gebonden bamboestakken voor in de plaats stelde. De man was ten hoogste verbaasd, toen hij behalve een lang niet malschen uitbrander, een dracht slagen kreeg met het nieuwe telegraafdraad van zijn vinding.
Maar niet enkel het draad, ook de palen zijn bij de wilden van alle landen zeer in trek. Is hij van hout, dan vat men hem mee voor brandstof of om er een hut van te bouwen. Is hij van ijzer, dan is het een uitstekend wapen in handen van een bedreven wilde: de bliksemafleider, die er bovenop zit, wordt op een stuk hout gestoken en dan heeft men een lans van de beste qualiteit. Is de paal ten slotte hol, dan maakt men er een uitmuntende waterleiding van voor de irrigatie.
Uit deze verschillende onverwachte toepassingen der telegraaf blijkt, dat de kinderen der natuur en der woestijn de komst der beschaafde telegrafisten onder hen over het algemeen met een goed oog aanzien, maar het is geraden, den toestand der lijn dikwijls na te zien, wil men ten minste geregeld van het eene einde naar het andere een gesprek voeren.
Maar behalve met den mensch moet men ook rekening houden met de dieren. Op de eerste plaats heeft men de insecten, vooreerst de schallebijter, die de houten palen doorboort, daarin zigzagsgewijze galerijen graaft, en ze zoo netjes doorknaagt, dat de paal op een mooien morgen omtuimelt. De termiet, een vraatzuchtige witte mierensoort, knabbelt den paal van binnen heel weg, maar laat daarvan aan den buitenkant niets merken. Een licht windje is dan voldoende om dezen bordpapieren paal om te blazen. De termiet wordt vooral in Afrika aangetroffen, maar ook dikwijls in het Zuiden en Westen van Frankrijk.
De cossus en de zeuzera zijn twee mooie kleine vlinders, heel aardig om te zien vliegen, maar de houten telegraafpalen zijn bijna het eenige middel van bestaan voor hun larven.
De limnoria terebrans, een klein schaaldiertje van 4 millimeter lengte, eet het onderste gedeelte der palen weg, wanneer zij het ongeluk hebben, in vochtigen grond geplant te zijn. Dit kleine schaaldiertje heeft een verbazenden eetlust: om hier een voorbeeld van te geven, voor een paar jaar had het al de palen waarop het arsenaal te Toulon rust, doorgeknaagd. Zonder een ingenieur, die juist op tijd kwam, zou het tuighuis ingestort zijn.
Als er apen zijn in de streek, waar een telegraaflijn is aangelegd, wordt het er niet beter op. Zij klimmen heel parmantig in de palen, hangen zich aan de draden op, maken er zooveel gymnastische toeren aan, dat zij ze in de war brengen of breken: de electrische stroom gaat onder al die bokkesprongen van den eenen draad naar den anderen, en daar deze stroom zelfs niet sterk genoeg is om een vogeltje onpasselijk te maken, ontvangt men ‘via aap’ aan beide einden der lijn onsamenhangende telegrammen.
De vogels blijven bij dit werk der vernieling niet ten achter: zij zoeken den top der palen op om daar hun nesten te bouwen; de klei, de twijgen en de veeren, waaruit hun woning bestaat, doen zoodra er regen valt, de draden en de isolators met elkander in gemeenschap treden, en dan heeft men een eindelooze verwarring.
De directeur der telegraaflijnen in Brazilie, de heer Capanema, verhaalt, hoeveel overlast de boomvalk hem aandoet. Deze vogel bouwt uitstekende nesten van leem, 20 centimeter lang, tegen 18 hoog en 12 breed. Met behulp van het wijfje zijn twee of drie dagen voldoende om zijn alcarazas te bouwen, dat den indruk maakt van een groote uitheemsche vrucht, aan de telegraafdraden gegroeid.
De papegaaien, guitig als altijd, doen hun best om met den snavel en de pooten de verbinding der draden los te werken; zij weten ze behendig los te knoopen en wanneer zij met een gedeelte der lijn klaar zijn, gaan zij over tot een volgend.
De bijen laten zich van haar kant ook niet onbetuigd: zij omwikkelen de isolators met haren en kleine grasspiertjes, die den draad met de palen en bijgevolg met den grond in gemeenschap brengen, waar de electrische stroom onmiddellijk verloren loopt.
De spinnen weven een prachtig fijn kantwerk, dat de draden, palen en omliggende struiken omspant en tot op den grond afdaalt, waarvan bij de geringste vochtigheid afwijkingen in den stroom het gevolg zijn.
In Noorwegen is het de specht die de palen vernietigt; het suizen der draden doet hem denken, dat de palen vol insecten zitten. Om ze te vangen boort hij met zijn snavel onophoudelijk op dezelfde plaats, en maakt gaten in het hout met een middellijn van zeven centimeter. De paal blijft dan enkel maar uit gewoonte staan en bij de eerste windvlaag de beste valt hij om.
De beren hebben evenmin ooit kunnen begrijpen, dat het trillen der palen niet de aanwezigheid van een bijenkorf op den top verried. Daarom slaan zij er een geregeld beleg om, ondermijnen ze aan het benedeneinde en doen ze vallen om in het bezit van den gedroomden honing te geraken.
Als de dieren zich er niet mee bemoeien, zijn de verschillende soorten van paddestoelen al voldoende om de palen te doen verrotten, in weerwil van de bederfwerende inspuitingen die men er op toepast. De afwisselende vochtigheid en koude doen het hout splijten, de zuurstof der lucht verbrandt het en de gisting verteert het. Er zijn slecht toebereide palen, die onmiddellijk worden aangetast, en dan steken zij de andere aan; de wind brengt de vernietigende kiemen van den een naar den ander, zoodat men rekening moet houden met de epidemieën der telegraafpalen, die strenge en afdoende hygiënische maatregelen dringend noodig hebben.
Wanneer men dezen hardnekkigen strijd van natuur, menschen, dieren en planten tegen de telegraaflijnen gadeslaat, vraagt men zich af, hoe de ontastbare en wegvloeiende gedachte, op die kleine zoo weinig veilige ijzeren raadjes, de wereld in alle richtingen kan doorloopen.
Toch gelukt dit, dank een onophoudelijk vernielden, maar steeds herstelden arbeid van Penelope: meer en meer breidt dit lichte net van menschelijke gemeenschap zich uit, terwijl de bedrijvige telegrafisten links en rechts gaan en, evenals de herdershond de kudde, de in de ruimte verdoolde woorden in den schaapsstal terugbrengen.