doen dan ze naar Indië terug te zenden, waardoor alleen de longtering, die haar onmatig genot ons bezorgd heeft, onderdrukt kan worden.’ De drie bondgenooten van de suiker waren: de cacao, de thee en de koffie, die in het begin der zeventiende eeuw naar Europa werden overgebracht en binnen weinige tientallen jaren de grootste verbreiding vonden. Het inburgeren dezer drie genotmiddelen in Europa verhoogde de behoefte aan suiker in die mate, dat haar verbruik ten slotte verscheidene millioenen centenaars beliep.
Ons oud verzoetingsmiddel, de honing, nam thans een ondergeschikten rang in; in zijn plaats beheerschte de rietsuiker de wereld. Maar zij zou ten slotte toch een mededinger krijgen. De wetenschap schreed voorwaarts; men zocht het ‘beginsel’ van het zoet op te sporen, deed proefnemingen en bevond dat de rietsuiker niet alleen in het suikerriet voorkomt, maar dat er nog vele andere planten zijn, die ze bevatten.
In het jaar 1747 droogde de Berlijnsche scheikundige Marggraf verscheidene planten, goot er sterke spiritus op, kookte het mengsel, filtreerde het, en toen hij het koud liet worden, bevond hij, dat zich uit enkele oplossingen suiker kristalliseerde. Voornamelijk was dit het geval met den beetwortel. Deze laboratoriumproef was het uitgangspunt voor een nieuwen tak van nijverheid. Een leerling van Marggraf, professor Achard, begon in het jaar 1786 suikerhoudende beetwortels te verbouwen en stichtte in 1796 de eerste beetwortelsuikerziederij, die intusschen nog maar van bescheiden omvang was; maar reeds in het jaar 1800 werden er te Berlijn zestien centenaars beetwortelsuiker geraffineerd, die Frederik Wilhelm III dermate bevredigden, dat hij Achard met de gouden medaille ‘ter belooning van kunstvlijt’ begiftigde.
Ongetwijfeld had de beetwortelsuiker in den beginne een zwaren strijd te voeren tegen de rietsuiker. Het zoete beginsel is in beide hetzelfde, maar bij de fabricatie kleven beiden nog onzuivere bestanddeelen aan; terwijl nu de rietsuiker, als ze niet zorgvuldig gezuiverd wordt, een aromatischen bijsmaak heeft, smaakt de niet voldoende geraffineerde beetwortelsuiker walglijk. Doch door jarenlange pogingen en inspanning werd de bereiding der beetwortelsuiker derwijze tot volkomenheid gebracht, dat eindelijk de beste beetwortelsuiker met de beste rietsuiker gelijk stond. Ja, de methodes voor de industrie der beetwortelsuiker bereikten zoo'n hoogen trap van volmaaktheid, dat thans de koloniale suikerzieders bij de Europeesche in de leer moesten gaan.
Duitschland, het vaderland der beetwortelsuiker-industrie is nog op het oogenblik haar voornaamste zetel. Men berekent dat de gezamenlijke suikerproductie der gansche aarde omstreeks 50 millioen meter-centenaars bedraagt, en bijna de helft daarvan wordt geleverd door den beetwortel. Dank aan de werkzaamheid van Marggraf en Achard is de suiker belangrijk goedkooper geworden, en ze zou nog goedkooper kunnen zijn als ze minder zwaar was belast.
De mensch heeft intusschen het zoetbeginsel niet enkel in suikerriet en beetwortel, maar ook in andere planten weten te achterhalen. Toen Cortez Mexico veroverde, bevond hij dat de oude Mexicanen uit het sap van de groene maïs ruwe suiker wisten te zieden en nog heden wordt in Amerika maïssuiker bereid. Andere landbouwende volken winnen ze uit den suikerpalm en de suikergierst. De scheikunde leerde de verschillende suikersoorten, die in het planten- en dierenrijk verspreid zijn, onderscheiden en naast de rietsuiker worden tegenwoordig ook nog melksuiker en druivensuiker bereid, die zooals de laatste vooral voor technische doeleinden, wijnbereiding enz. worden aangewend.
In den loop der tijden heeft de suiker in den wereldhandel dezelfde beteekenis verkregen als de genotmiddelen tabak, koffie en thee. Voor de koloniale suiker, die uit de Antillen, vooral uit Cuba, verder uit Brazilië, Java en Louisiana wordt ingevoerd, vormt Londen de voornaamste stapelplaats. De hoofdmarkt voor de Duitsche beetwortelsuiker is Maagdenburg, daar zich in de nabijheid dezer stad de groote suikerfabrieken bevinden.
het lijk van generaal marceau aan het fransche leger teruggegeven, naar de schilderij van roussel.
generaal von york's aanspraak tot de oostpruisische standen, naar de schilderij van brausewetter, in het bezit der provincie oost-pruisen.
met toestemming der Photographischen Gesellschaft te Berlijn.
De suikerhandel gaat echter niet altijd ongestoord zijn gang en heeft niet uitsluitend met vraag en aanbod rekening te houden. Daar de suiker voor het instandhouden van het leven niet volstrekt noodig is, vinden de regeeringen daarin een hoogst welkom voorwerp ter belasting. In het begin werd van de koloniale suiker belasting geheven bij den invoer, maar toen de fabricatie der beetwortelsuiker in Europa steeds een hoogere vlucht nam, werd ook de binnenlandsche suiker belast, maar deze belasting gold enkel als een verbruiksbelasting, zoodat den fabrikanten, die suiker uitvoerden, de accijns werd terugbetaald. Op deze wijze ontstonden de ‘suikerpremies,’ die dikwijls veel hooger waren dan de werkelijk betaalde belasting, en dit stelsel had herhaaldelijk speculaties ten gevolge, die zich zelfs over de suikerproductie uitstrekten. Er werd meer voortgebracht dan men noodig had, en nu werden suikercrisissen in het leven geroepen.
Welk nut heeft nu de mensch van dit zoete product gehad? Hoe hebben in den loop der tijden de geneesheeren daarover hun meening geuit? Is het een geneesmiddel of een ‘vergif,’ is het een waardeloos genotmiddel, dat enkel het verhemelte streelt, of heeft het voedende eigenschappen?
De suiker is ongetwijfeld een voedingsmiddel, zij verbrandt in ons lichaam en brengt daardoor warmte en kracht voort. Dit weten de gemzenjagers, die in het gebergte vermoeiende wegen hebben af te leggen. Zij zijn gewoon suiker en spek op hun tochten mee te nemen. Zijn zij vermoeid, dan nemen zij een stukje suiker in den mond; de uitgeputte krachten worden daardoor spoedig voor eenigen tijd hersteld.
De suiker is ook een specerij, want door haar zoeten smaak bevordert zij, indien er een matig gebruik van wordt gemaakt, de speekselafscheiding en spijsvertering. Nog is men gewoon, suiker te eten, wanneer men de maag met vette spijzen overladen heeft.
Maar de suiker is geen voedingsmiddel, dat men in groote hoeveelheden kan verteren, want zij verwekt dan zuren in de maag en heeft storing in de spijsverteringsorganen ten gevolge. Daar het overblijfsel van suiker in den mond gisting verwekt, is ze ook geen vriend der tanden en wel geschikt om, indien deze niet behoorlijk worden schoon gehouden, schadelijk te werken. Deze kwade eigenschappen deelt ze intusschen met veel andere overigens nuttige dingen, want ten slotte is alles schadelijk, wanneer het overmatig gebruikt wordt.
Het heeft ongetwijfeld zekere eigenaardigheid, de ontwikkelingsgeschiedenis der suiker en den omkeer in de menschelijke meening ten opzichte van haar waarde na te gaan.
Wij hebben deze ontwikkeling maar in groote omtrekken kunnen schetsen; wanneer men echter dieper hierop ingaat, en ziet hoe de Indische sarkara den Arabieren als sukkar bekend werd, evenals de Europeanen van dezen de suiker leerden kennen, dan bemerkt men een heele reeks van hoogst merkwaardige wisselingen en feiten, die ons een diepen blik in de beschavingsgeschiedenis der menschheid veroorloven.