Wetenswaardig Allerlei.
Weelde in vroeger tijd. -
Er wordt niet zelden geklaagd over de weelde van tegenwoordig en daartegenover gewezen op den eenvoud van den goeden ouden tijd. Daarbij vergeet men echter hoe reeds in de middeleeuwen allerlei verordeningen moesten uitgevaardigd worden tegen de groote weelde in kleeding en opschik, ja hoe reeds in de Romeinsche oudheid daartegen satires geschreven werden, die maar een beetje behoefden omgewerkt te worden om nog ten volle op de hedendaagsche toestanden toepasselijk te zijn.
De Fransche kroniekschrijver Brantôme, die als dapper krijger bij Malta tegen de Turken vocht en later als volleerd hoveling onder Frans I personen en toestanden schilderde, verhaalt van Elisabeth, de gemalin van Filips van Spanje, dat zij nooit tweemaal een zelfde kleed droeg, maar het altijd aan haar edeldames schonk. ‘God weet,’ roept Brantôme uit, ‘welke prachtige kleeren zij had!’ Het eenvoudigste kostte van drie- tot vierhonderd daalders. De koning verschafte haar de middelen tot de grootste pracht; iederen dag had zij een nieuw kleed en haar kleermaker, die arm naar Spanje gekomen was, werd daar schatrijk.
De schoone koningin Margareta, de eerste gemalin van Hendrik IV, bezat, naar de Kronieken vermelden, den trotschten geest, het trouwelooste hart, de fraaiste gelaatskleur en de kostbaarste kleeren. Als jonge prinses verscheen zij met Paschen in het volgende toilet. Een kleed van goudbrocaat omhulde de vorstelijke gestalte. De stof voor dit kleed, vijftien ellen, was afkomstig van den sultan, die ze den Franschen gezant ten geschenke gegeven had, en een el van dit wonderfijn weefsel kostte honderd daalders. Om het trotsche hoofd der prinses slingerden zich snoeren van groote paarlen, die door sterren van diamanten werden opgehouden.
Op een enkel kleed van Maria de Medicis schitterden twee en dertig duizend paarlen en drie duizend diamanten. En niet van de genoemde dames alleen weet Brantôme te verhalen. De liefde tot pracht en praal was algemeen en de drachten der heeren waren niet minder kostbaar, niet minder opgesmukt dan die der vrouwen. Aan de juweelen paarden zich kostbare kanten, die tegen goud werden opgewogen.
En niet enkel in kleeding en opschik werd die weelde ten toon gespreid. Beyse verhaalt in zijn Geschichte der Deutschen Höfe van een gouden eetservies, dat in 1685 voor de bruiloft van den keurvorst Max Emmanuel van Beieren besteld werd. Tot aan de Fransche revolutie waren er vijf dergelijke serviezen; vier bevonden er zich onderscheidenlijk te Weenen, te Berlijn, te Munchen en te Amsterdam. Het vijfde servies behoorde aan de familie van den hertog van Newcastle, en elk werd op een waarde van vierhonderd duizend pond sterling geschat.
Graaf Brühl in Saksen bezat een servies van Meissner porselein, dat in zijn tijd op een millioen daalders geschat werd en op dit oogenblik een onberekenbare waarde zou vertegenwoordigen.
Toen de beminnelijke Joséphine Beauharnais de gemalin van Napoleon werd, verzuimde zij niet in haar kleeding te toonen, dat zij keizerin geworden was. Sparen kon zij niet. Zij trok, zooals Madame de Rémusat verhaalt, tweemaal daags zijden kousen aan, waarvan zij verder geen gebruik meer maakte. Zoo stak zij ondanks haar aanzienlijk speldengeld gewoonlijk diep in de schuld, en wij zien den grooten Napoleon tegenover haar optreden als een knorrig huisvader, die van geen toegeven wilde weten.
Op een bal was de gemalin van den modernen Caesar in een prachtig toilet verschenen, dat Napoleon voor drie duizend franks in rekening gebracht zag. Over dit buitensporig bedrag geërgerd, verzocht hij keizerin Joséphine, bij een volgend bal zich wat eenvoudiger te kleeden. De keizerin verscheen dan ook werkelijk in een gewaad van licht wit linon, dat rijk met vliertakken versieid was.
‘Uw toilet is verrukkelijk!’ merkte Napoleon op. ‘Ge kunt den heer De Rémusat (toenmaals betaalmeester des keizers) de rekening laten aanbieden. Ik wil mij erkentelijk toonen voor uw eenvoud.’
Joséphine neeg glimlachend. ‘Sire’, zei ze, ‘ik acht mij gelukkig, uw smaak geraden te hebben.’
De rekening luidde: een kleed van wit linon 500 franks; vliertakken met Braziliaansche lichtkevers 3000 franks, totaal 3500 franks.
‘Een anderen keer kunt ge voor mijn part scharlakenrood fluweel dragen, Madame,’ riep Napoleon driftig uit, ‘maar houd mij niet voor den gek! Ik zie er van af, u mijn smaak bij te brengen...’