Weer bij moeder thuis. -
Een dankbaar onderwerp ook heeft de Duitsche kunstenaar Rosenthal zich gekozen, toen hij ons de ontvangst van het jong matroosje schilderde, dat na maandenlange afwezigheid weer bij moeder thuis is. Wat heeft de goede vrouw naar dezen dag verlangd! Wat hebben de broertjes en zusjes er zich op gespitst! En de jonge Janmaat zelf, hoe groot hij zich moge houden, heeft stellig op zijn beurt in menigen donkeren nacht, als hij in verre, eenzame wateren rondzwalkte, aan moeders gezellige, warme huiskamer en het vroolijk spel van de kinderen gedacht. Nu zijn ze dan eindelijk weer allen bijeen, en moeder kan zich niet verzadigen aan den aanblik van haar oudste, die zoo flink uit de kluiten gewassen is en zoo sprekend op zijn vader zaliger begint te gelijken. Terwijl hij met smaak het bord soep verorbert, dat zijn goede zuster hem gauw heeft klaargemaakt, moet hij vertellen van zijn wedervaren: moeder gunt hem in de overmaat van haar blijdschap haast geen tijd dat hij eet en houdt zijn forsche jongenshand onophoudelijk in de knokkelige vingers geklemd. Het oudste zusje luistert met belangstellende aandacht naar het verhaal van zijn avonturen, dat hij zoo grappig weet te kruien met allerlei zeemanstermen, die zij niet verstaat, en een van de kleine jongens, blijkbaar ook al een zeeman in den dop, kijkt zijn broer haast de woorden uit den mond. De kleinste schuift dicht tegen hem aan, terwijl het andere zusje zich inmiddels vermaakt met den ketting van aangeregen schelpjes en de groote kinkhorens, waarin men de zee kan hooren bruisen. Men beklaagt over het algemeen het lot van zeelieden en hun betrekkingen wegens de treurigescheiding, waartoe zij telkens veroordeeld zijn, en de angsten, die zij bij storm en noodweer om hun dierbaren uitstaan; maar wegen dergelijke uren, als het gezin op ons gemoedelijk, gul tafereel doorleeft, niet tegen het leed en den kommer van lange, bange maanden op? De weduwvrouw heeft gewis haar man op zee verloren, en bittere tranen heeft zij
ongetwijfeld geschreid, toen ook haar jongen het trouwelooze element tot arbeidsveld voor het leven koos; maar nu zij hem thans zoo frisch en fleurig, zoo kranig in het losse zeemanspak aan haar zij ziet zitten, nu zou ze met geen enkele andere moeder willen ruilen.