De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8
(1891-1892)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe bron van Sinte Keyne.Ga naar voetnoot1)Zuidwestlijk van England daar welt eene bron,
Een klaarder is nergens te zien;
Geen vrouw in Cornwallis die niet heeft gehoord
Van 't water der bron Sinte Keyne.
Een eik en een iepeboom bloeien er bij,
Daarnaast schiet een esch welig op,
Van d'oeverkant buigt naar het water een wilg
Zijn takkigen, dorstigen top.
Een reiziger kwam daar op stikheeten dag,
Doodmoe en gebruind door de zon,
Hij was reeds bij 't gloren van d' ochtend op pad,
En vlijde zich neer bij de bron.
Hij rustte in de schaâuw van den loofrijken wilg,
De luchtstroom verkoelde zijn borst;
Hij dronk van het water zoo helder en frisch
En leschte zijn brandenden dorst.
Toen naderde een man uit het huis van nabij,
En bleef bij de waterbron staan
En vulde zijn emmer, verzuchtte eens en sprak
Den wandelaar vriendelijk aan:
‘Indien gij gehuwd zijt en - hier ligt de knoop -
Uw vrouw van dit nat nog niet dronk,
Dan laafde u vandaag wis de heilzaamste teug,
Dien ooit de Fortuin voor u schonk!’
‘Mijn vrouwlief, was 't antwoord, bezocht nooit dit land,
Dronk nooit van dit water, naar 'k gis;
Maar spreek ereis duidlijk en zeg mij toch hoe
Mijn dronk daarom heilzamer is!’
‘De heilige Keyne kwam hier vaak, zei de man,
Sinds eeuwen reeds blijkt ons ha[a]r macht;
Zij gaf door haar woord, eer zij de aarde verliet,
Aan 't water een wondere kracht:
‘Proeft de echtgenoot vóór zijne vrouw van dit nat,
- Al was hij zoo bang als een haas -
Wèl hem, want hij blijft dan zoolang als hij leeft
In 't huishouden zeker de baas.
‘Maar wee, als zijn vrouw er het eerste van drinkt.
Ocharmen! waar hulp dan gezocht!’
De reiziger bukte weer gauw naar de bron
En dronk nog eens flink van het vocht.
Toen vroeg hij: ‘Mijn vriend! gij dronkt zeker bijtijds?
Gij woont hier niet verre van daan....’
De man schudde 't hoofd en verzuchtte eens en keek
Glimplachend den vreemdeling aan:
‘Het huwlijk was nauwlijks gesloten of 'k liep
Op 'n draf naar de bron Sinte Keyne;
Och hemel te laat! in de kerk had mijn vrouw
Zich reeds van een fleschvol voorzien.
Naar Southey.
H. Ermann.
|
|