De slaap van kleine kinderen. -
Als volwassenen wegens hun beroep, om de studie of voor hun pleizier den nacht tot den dag maken, wreekt zich dit vroeg of laat door een bleek uitzicht, door vroegtijdige afneming van krachten, zenuwachtigheid en andere onaangename gevolgen. Nog veel minder kunnen onvolwassenen, en wel het minst kleine kinderen den nachtelijken slaap ontberen, hoewel de laatsten niet zelden door onrustigheid in den nacht geplaagd worden, door hun geschreeuw de huisgenooten storen en op geen manier tot rust te brengen zijn. Tevergeefs geeft men hun de flesch of tracht ze door wiegen of schommelen in slaap te sussen; de kleine deugnieten willen maar niet zoet zijn en schijnen zelfs door de middelen, die in het werk gesteld worden om ze te bedaren, nog kwaadaardiger te worden.
Lijden nu de huisgenooten door de storing hunner nachtrust en het meest nog de moeder door het medelijden, de zorg en den angst, die er bij komen, de kinderen zelf ondervinden er niet minder nadeel door, daar de geregelde voeding schade lijdt, terwijl het zenuwtoestel overprikkeld en verzwakt wordt. Duidelijk blijkt dit al spoedig door hun bleek en fletsch uitzicht, hun afneming in gewicht, hun schrikachtigheid, vooral ook door hun opschrikken in den slaap en hun slecht humeur.
Deze gevolgen worden ook door langer slapen overdag niet geheel weggenomen; want de slaap bij dag geeft niet die volkomen rust als de slaap bij nacht, daar licht, geraas en andere prikkels der zintuigen niet in die mate geweerd kunnen worden als dit voor de verkwikking van hersenen en zenuwen noodig is; omdat verder de overprikkelde en door slaapgebrek verzwakte zenuwen altijd gevoeliger en prikkelbaarder worden, en eindelijk omdat een kind, dat overdag veel slaapt, niet genoeg van het versterkende daglicht profiteeren kan.
Daar nu de gebruikelijke middelen om onrustige kinderen 's nachts in slaap te krijgen, bitter weinig helpen en veeleer juist den slaap nog meer verdrijven, de zenuwen steeds prikkelbaarder maken of door storing der spijsvertering ten gevolge van ongeregelde voeding nog meer aanleiding tot onrustigheid geven, neemt men in zijn vertwijfeling niet zelden zijn toevlucht tot nog verkeerder middelen. Hieronder zijn vooreerst slaapwekkende artsenijen, alsmede geestrijke dranken, hetzij den kinderen zelf dan wel den moeders of minnen ingegeven, streng af te keuren; zij mogen alleen in zeldzame gevallen na nauwkeurig onderzoek en op voorschrift van den dokter aangewend worden.
Vóór alles is noodig het opsporen en tegengaan van de oorzaken der onrustigheid. Dezulke kunnen zijn slechte, te warme of onreine lucht in de slaapkamer, te warme of te koude ligging of dekking, drukkende plooien, spelden, broodkruimels, insecten enz; verder verstopping van den neus, opzwelling der slijmhuid van den hals, tanden, moeilijke spijsvertering en andere op zich zelf weinig beteekenende storingen, alsook natuurlijk ernstige ongesteldheden, waarover hier niet verder kan uitgeweid worden. Een te warm bad of te warme wassching des avonds kan evenzeer den slaap verdrijven, terwijl baden of wasschen met koud water dien kan bevorderen en daarom als onschadelijk slaapmiddel mag aangewend worden. Eindelijk is ook de opwekking van den geest door schertsen, lachen, druk en veel praten, luid zingen enz. hoogst hinderlijk voor den slaap. Daarentegen hoeft men niet te vreezen, dat veel slapen overdag de nachtrust benadeelt; want kinderen slapen overdag alleen als zij er behoefte aan hebben; wordt aan die behoefte niet voldaan, dan maakt dit ze 's avonds of 's nachts niet slaperiger, maar verstoort veeleer door overprikkeling den nachtelijken slaap. Zelfs bij volwassenen toch zien wij dat zij bij overmatige vermoeidheid niet in slaap kunnen komen, onrustig slapen en vroeg wakker worden.
Noch bij nacht noch bij dag mogen kinderen door wiegen, schommelen of dergelijke bewegingen in slaap gebracht worden; want men veroorzaakt daardoor wel bedwelming en een soort verdooving, maar geen werkelijk rustigen slaap. Veelvuldige en lange waarnemingen hebben bewezen, dat in slaap gewiegde kinderen onrustiger slapen dan andere, die van zelf zijn ingeslapen; dit blijkt uit hun gezichtvertrekken, de bewegingen van hun vingers en leden en ook hieruit dat ze niet enkel door geraas, maar alleen reeds door het stilstaan van de wieg wakker worden. Een natuurlijke vaste kinderslaap kan nogal wat leven verdragen, vóór hij gestoord wordt. Zulk een slaap verkrijgt men, ook bij verwende kinderen, door zich stipt te houden aan de boven gegeven wenken en door de verkeerde gewoonten en grillen, die ze zich maar al te licht aanwennen, ernstig en volhardend te keer te gaan.
Heeft men de zekerheid, dat een kind niet uit ziekte, noch wegens een andere uiterlijke omstandigheid slapeloos is, maar alleen uit kwaadaardigheid niet slapen wil, dan is een tik op het daartoe aangewezen lichaamsdeel dikwijls een verrassend doelmatig middel om het stil te krijgen. Zulk een tik, ten bekwamen tijde toegediend, kan niet alleen den ouders, maar vooral ook het kind soms veel leed en kwelling besparen.
Deze en dergelijke geweldige middelen zullen echter maar zelden noodig zijn, als de heele levenswijze doelmatig en gezond geregeld is. De slaapkamerlucht moet altijd zoo zuiver zijn, dat men 's morgens bij het binnentreden niet den minsten onaangenamen reuk waarneemt. En met dezelfde zorgvuldigheid moet ook voor al het andere gewaakt worden, wil men bij slapen en waken genoegen aan zijn kinderen beleven.
De slaap is de bron der gezondheid, waarin al het nadeelige, door den dag opgedaan, afgespoeld en waaruit telkens nieuwe levenskracht geput wordt.