Een aardig sprookje. -
Wat al gedachten rijzen voor ons op, als wij het levendige groepje beschouwen, dat de vaardigbeid van den photograaf in een gelukkig oogenblik opving in zijn camera obscura! Hier is waarlijk de natuur betrapt, en de lichtdruk schonk ons een tafereeltje, het penseel van een genre-schilder overwaardig: drie kleine meisjes, waarvan de oudste aan 't vertellen is, terwijl de beide andere met gespannen aandacht en innige pret ieder woord opvangen van het aardige verhaal. Het is een dier aantrekkelijke sprookjes vol geest en poëzie, boeiend en betooverend in al hun eenvoud, gelijk men ze zoo dikwerf kan hooren uit den mond der kinderen, en zoo zelden in boeken terugvindt. Die jonge harten bezitten dat wondere geheim, dat geheim van kleine Anni, wier taal de jaloerschheid opwekt van den dichter:
Ik heb beproefd te schrijven als gij,
O schalkje, gewoon zijt te spreken,
Beproed in proza en poëzij -
Mijn povere kunst is gebleken.
Maar de dichter ontdekte toch, waarin het geheim lag der aantrekkelijkheid in die kinderlijke vertellingen.
Dat leerde u de goede moeder natuur,
Die ook de vogels leert zingen:
Haar lessen zijn voorwaar niet duur,
Doch schraal haar volgelingen.
Maar aan al de kunst, die juist in deze ongekunsteldheid is gelegen, denken de kleinen niet. Zij vinden de sprookjes, die zij onderling verhalen mooi, zonder zich van het waarom bewust te zijn. De helden hunner verhalen zijn voor hen werkelijke personen geworden en zij zelf leven mee in de meest fantastische tooverwereld. O, daar ligt eene geheimzinnige kracht en verrukkelijke poëzie in die sprookjes onzer jeugd! Wat al genotvolle stonden verschaften zij ons, toen wij nog kind waren. Maar ook later bleven zij ons altijd dierbaar. Want al verloren zij misschien voor ons aan oorspronkelijkheid, werd dit niet ruimschoots aangevuld door de diepere beteekenis, die onze eigen ervaring er heeft ingelegd? Wat kwam ons de geslepenheid van ‘Klein Duimpje’ dikwijls te pas! Hoe stonden wij met ‘Zuster Anna’ soms op den uitkijk, of wij nog niets zagen komen! Ach, zijn wij nooit als ‘Roodkapje’ afgedwaald van den rechten weg met het treurig gevolg, dat wij den wolf ontmoetten? Misschien zelfs is het gebeurd, dat wij, als ‘de Man zonder schaduw’, ons lieten verblinden door den schijn en den vrede des harten verkochten voor een handvol goud!
Ja, duizend herinneringen worden weer in ons wakker, als wij onze blikken slaan op het waarlijk kunstig instantanéetje.
Wij gevoelen ons weer opnieuw jong; wij zouden naast de lage stoeltjes der vroolijke kleinen met onze stramme knieën in het gras willen neerhurken, om een oogenblik te kunnen luisteren naar het aardige sprookje.