De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8
(1891-1892)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 273]
| |
[Nummer 35]Moment-Beelden.‘Het is al jaren geleden dat ik me heb laten photographeeren, en geen enkel exemplaar daarvan is meer in mijn bezit. Ge wilt me toch niet doen verhuizen uit uw hart in uw album?’ Dit antwoord werd gericht tot een vriend, die mij om mijn portret verzocht. Met een guitigen lach hernam hij: ‘Vandaag nog ben je gephotographeerd: ziehier het bewijs!’ en hij toonde mij een kaartje, waarop ik heusch mijzelven herkende. ‘Had je dezen morgen - vervolgde hij - een beetje nauwkeuriger toegezien, toen ik, met u keuvelend, op den schoorsteenmantel leunde, dan ware het u in 't oog gevallen hoe tusschen mijn arm een verraderlijk glaasje op je loerde en ik onopgemerkt aan een kastje een kleine beweging gaf. In één oogwenk heb ik toen uw beeld gesnapt en stond ge bij mij niet alleen in het hart maar ook in de kas!’ - Een gesnapt beeld, dit zou wel de beste vertaling zijn van het woord ‘Momentbilder,’ waarmede photographieën worden aangeduid, die onverwacht, zonder pose binnen een enkel oogenblik genomen zijn. In een 1/25, 1/50, 1/100, ja zelfs 1/500 deel van een seconde worden gesnapt, niet alleen landschappen en zeegezichten, bergen en vlakten, paleizen en monumenten, maar ook menschen en dieren in volle beweging: een springende clown, een galoppeerend paard, een rennende hazenwind, een vliegende vogel. Wat meer zegt, den vernuftiger professor der physiologie, Marey, is het gelukt, een kanonskogel in zijn weergalooze vaart photographisch te snappen.
een moment-beeld.
Behalve de nieuwe voordeelen, die de photographie aan de wetenschap, jegens welke zij zich reeds in zoo menig opzicht verplicht heeft, door deze snelle werking verschaffen zal, mag zij zelve nu meer dan ooit de hoop koesteren spoedig met vlag en wimpel in de sociëteit der beeldende kunsten te worden opgenomen. Tot dusverre was zij daar herhaaldelijk gedeballoteerd: ‘Het voorgehangen jonge lid hoort onder ons niet thuis!’ beslisten telkens de hooghartige oude juffers met een spotlachje om den geplooiden mond en zenuwachtig gesticuleerend met stift, beitel en penseel. ‘De jonge juffrouw Photographie is niet de kunst; zij is maar een kunstje om onze kunstvoortbrengselen werktuigelijk te vermenigvuldigen, waarvoor zij in de meeste gevallen geen dankje waard is. Een beeld, een tafereel - in welk genre ook - vinden.... dat kan zij nooit, wel slaafs nabootsen. Hare nabootsingen van beweging en leven zijn star en doodsch, hare beelden aan wassen poppen gelijk. En zulk een schepseltje durft het wagen om met haar glazen tentje en houten kijkkastje.... o foei!’ - Er was een tijd, dat dit kwaadsprekend oordeel der kunstzusteren niet zonder grond was. ‘Inderdaad - zegt Dr. F. StolzeGa naar voetnoot1) - de eerste schroomvallige pogingen van het jonge meisje om met haar volwassen zusters al mee te doen, waren wel in staat een spottend lachje te wekken en het oordeel te rechtvaardigen dat er van geen kunst, maar van een bloot werktuigehjke wijze van vermenigvuldiging kon sprake zijn. Elke latere meer afdoende poging werd vooraf als mislukt en belachelijk gehouden. Dat was onbillijk; want men vergat, dat ook de beeldende kunsten in hare eerste ontwikkeling niet met den maatstaf der tegenwoordige mogen gemeten worden; men vergat, dat de grootste schilder in zijn jongenstijd slechts gekrabbeld had en dat geen kunst of wetenschap zoo maar als Minerva flink gewapend uit het hoofd van Jupiter voor den dag komt.’ Zoo ook heeft de photographie zich van stap tot stap, doch al sneller en sneller, ontwikkeld. Al was voor enkele jaren de photograaf een artist, gelijk een schilder van naam het zijn moet, toch gelukte het hem niet, of althans hoogst zelden, een artistiek werk te leveren, dat aan de eischen van den goeden smaak en het kunstgevoel voldeed. Het voornaamste beletsel daartoe was de lange tijd, die noodig was om het beeld op te nemen. Wel waren het maar hoogstens vijf minuten, doch vorder eens van een mensch of dier, zonder inspanning of onnatuurlijkheid een onbewegelijke houding gedurende vijf minuten aan te nemen! Vandaar dat gedwongene en onbevallige in portretten en groepen. Maar nu met behulp van werktuig-, lensslijp- en scheikunde de plaat zoo gevoelig, de lens zoo sterk en de afsluiting der camera zoo snel werkend is geworden, nu treedt de photograaf, die met een fijn kunstenaarsgevoel en een open oog voor het schoone bedeeld is, het atelier der frische, ongekunstelde natuur in, niet gewapend met penseel en verven, maar met lens en chemicaliën. Daar bespiedt hij het volle leven, zoekt een onderwerp dat aan de eischen van goeden smaak en kunstgevoel | |
[pagina 274]
| |
voldoet, loert als een Rembrandt ‘op de grillige schikking van één oogenblik, op het dartel spel van één zonnestraal’, richt naar dat punt zijne camera en.... een beeld, een tafereel, tintelend van leven en bezieling, is in een enkel moment genomen om blijvend en voor duizenden zichtbaar te worden. Het is niet gevonden door de fantasie, maar door het oog van den kunstenaar; niet uitgevoerd door penseel en verf, maar door lens en plaat; het is - om er een versregel van Vondel op toe te passen - ‘geen verf, maar zonnestralen.’ Wanneer een niet-ingewijde de momentbeelden van een Robinson en een Vianna de Lima beschouwt, meent hij reproducties van verschillende schilderstukken te zien, en toch allen zijn naar de natuur genomen. Iemand, die uit liefhebberij de photographie als kunst beoefent, stond op een zonnigen dag met zijn camera onder het lommer der boomen. Daar draaft een ruiter aan, die zijn paard even doet stil staan en het op een klontje broodsuiker tracteert. De photograaf ziet dit aantrekkelijk tafereeltje, snapt het en biedt het als moment-beeld aan de lezers der Katholieke Illustratie ter bezichtiging met de vraag, waarop hij natuurlijk geen ontkennend antwoord verwacht; ‘Is dit nu geen waarachtige kunst?’ |
|