De Japansche grimassenmaker Morimoto. -
De Japaneezen zjjn hartstochtelijke lief hebbers van caricaturen; heel hun eigenaardige kunst is er vol van; hun beeldhouwers en teekenaars schijnen zich op niets anders toe te leggen dan het scheppen van de onmogelijkste gedrochten en leggen daarin dikwijls een bepaald geniale vindingrijkheid en meesterschap aan den dag.
Die trek van den Japanees voor het gedrochtelijke en verwrongene openbaart zich niet enkel in zijn kunst, maar ook in het dagelijksch leven. Het is zijn grootste lust de vertooningen bij te wonen van grimassenmakers van beroep, die tot vermaak van het publiek de onmogelijkste gezichten trekken. Een dier grimassenmakers, de befaamde Morimoto, ziet men in dit nummer afgebeeld met een viertal gezichten, waarvan men bij den eersten aanblik niet zeggen zou, dat ze aan een en denzelfden persoon behooren.
Die afbeeldingen hebben wij te danken aan een reiziger, die te Kioto photographieën nam van den zonderlingen man. Hij had hem eerst een vertooning zien geven in een tent, waar de grimassenmaker tot groot genot der toeschouwers zijn gezicht in de onwaarschijnlijkste plooien wrong: zoo trok hij zijn onderlip en kin zoo hoog op, dat zijn neus er onzichtbaar door werd of deed zijn mond verdwijnen in de plooien zijner wangen.
de japansche grimassenmaker morimoto.
Voorstelling van den god van den rijkdom.
Voorstelling van den afgod Daruma.
Onder de oefeningen, die bij het publiek het meest in den smaak vielen, noemt de reiziger een voorstelling van den populairen Japanschenafgod Daruma, die altijd zonder beenen wordt afgebeeld.
De legende wil namelijk dat Daruma, die in groote versterving leefde, door het gestadig omzwerven in het gebergte, zijn beenen totaal afsleet. Die Daruma, een Indiër van geboorte, moet in de zesde eeuw van onze jaartelling geleefd hebben, en kwam naar Japan om er het Boeddhisme te preeken. Hij moet ook de man zijn, die den Japaneezen het gebruik van de thee geleerd heeft.
Morimoto nu wikkelt zich, om den beenloozen afgod na te bootsen, in een groote roode lap en kronkelt zich zoodanig ineen, dat er niets van zijn beenen meer te zien is.
Een oogenblik later vertoont hij zich in de gedaante van een anderen afgod, namelijk de god van den rijkdom, die een zak met goud op den rug draagt en met een hamertje op den grond tikt om daar schatten te ontdekken. Nu eens grinnikt de grimassenmaker vroolijk om te kennen te geven, dat hij een goede vondst heeft gedaan, en dan weer zet hij een vies gezicht ten teeken dat het zoeken hem tegengevallen is.
Onze reiziger vond deze mimiek interessant genoeg om er een paar photographieën van te nemen, wat hem intusschen niet gemakkelijk viel. Wel toonde Morimoto zich zeer gevleid met de eer, maar tot tweemaal toe meldde de photograaf zich te vergeefs in zijn woning aan; de man had te veel saké gedronken, om behoorlijk te kunnen poseeren. Ten slotte echter slaagde de reiziger er in, de vier afbeeldingen te verkrijgen, die men in dit nummer ziet weergegeven.
De eerste stelt Morimoto voor met zijn gewoon gezicht: de tweede en derde geven hem te zien als den god van den rijkdom, terwijl de laatste eindelijk de voorstelling is van den afgod Daruma.