Het verborgen testament
Vertelling.
(Slot.)
Terwijl Eva het slot verlaten had, wras het daar allesbehalve vreedzaam en rustig toegegaan. De barones verbeidde met groote spanning den rechtsgeleerde, die telegraphisch zijn komst had aangekondigd. Op het bepaalde uur verzocht de vinderes van het gewichtige document de aanwezige verwanten, in de boekzaal te verschijnen, waar door den gevolmachtigden executeur testamentair het sedert gisteren aan allen bekende feit officieel geconstateerd moest worden.
Mevrouw van Evers gevoelde zich reeds volkomen als vrouw des huizes op het kasteel en achtte het dan ook niet meer noodig, zich tegenover de anderen lief en voorkomend te toonen. Haar zoon Felix, die ook liever zelf in het bezit der begeerde erfenis gekomen was, kende het karakter van zijn heerschzuchtige moeder te goed, om niet te voelen dat de verhouding van onafhankelijkheid tegenover haar heel wat onaangenaams voor hem zou meebrengen, en verkeerde dus in volstrekt geen prettige stemming.
Mevrouw Bender was neergeslagen en afgetrokken, de oude zusters pruttelden en Eva, die misschien door de algemeene genegenheid, waarin zij zich verheugde, verzoenend tusschen de uiteenloopende elementen had kunnen werken, ontbrak. Opmerkelijker wijze werd zij evenwel toch door niemand gemist, daar ieder het te druk had met zijn eigen gedachten.
Eindelijk kwam het rijtuig voor, waarmee de rechtsgeleerde van het station gehaald was, en deze trad weinige minuten later de kamer binnen.
De kleine joviale heer overzag met een vluchtigen blik het heele gezelschap, waarvan de meesten hem heel goed bekend waren en ging daarop zonder verwijl tot zijn zaken over.
Slechts een oogenblik bekeek hij het document, terwijl de barones met groote beweging een aanschouwelijk verhaal gaf van de wijze waarop zij het gevonden had.
Bedaard onderbrak hij den stroom harer woorden met de eenvoudige vraag:
‘Heeft u of iemand van de aanwezigen het stuk ook ingezien, mevrouw?’
‘Zeker,’ antwoordde de barones ongerust, terwijl de anderen daarmee instemden.
De rechtsgeleerde schudde verwonderd het hoofd.
‘Maar is het dan niemand opgevallen, dat het stuk in het minst geen betrekking heeft op den nagelaten brief? Door het spel van een merkwaardig toeval is u op een dwaalspoor gebracht, mevrouw: dit is niets anders dan het concept van een testament van mijn hooggeschatten vriend zaliger. Onderteekening, legalisatie, letterlijk alles ontbreekt er aan, wat recht geeft tot het aanvaarden der erfenis. Ik bezin mij zelfs, dat de baron in mijn tegenwoordigheid dit concept in den haard gooide om het te verbranden; derhalve...’
Verder kwam de oude heer niet in zijn uiteenzetting. De barones ging als een razende te keer; alle kalmte en zelfbeheersching was ze kwijt. Zij was bedrogen, zij, de sluw berekenende vrouw, bedrogen door een luim van het toeval.
Vol nieuwe hoop, staken nu ook de anderen de neuzen er tusschen zoodat het den rechtsgeleerde onmogelijk was, de gevorderde verklaringen en bewijzen te geven.
Te midden van dit rumoer weerklonk plotseling de stem van een bediende, die melden kwam dat juffrouw Eva bezwijmd in het familegraf gevonden was en dat zij aanstonds binnengebracht zou worden.
De trekken van den rechtsgeleerde werden door een vriendelijk lachje verhelderd; daarop trad hij op mevrouw Bender toe, die van schrik bijna verlamd, niet in staat was een woord te spreken, en met smeekenden blik naar de aanwezigen omzag.
Op dit oogenblik verscheen Eva, door een jong officier binnengeleid, in de deuropening. Zij zag nog bleek, maar was volkomen bij haar bewustzijn en hield een brief in de hand.
De rechtsgeleerde ging haar aanstonds tegemoet, nam het papier uit de sidderende vingers van het jonge meisje aan en wendde zich daarop tot de aanwezigen.
‘Hier is het authentieke testament, ik heb het zelf op zijn plaats gelegd met een brief aan mejuffrouw Eva Bender. De overledene heeft zich niet misrekend - luister:
‘Mijn lieve kind,
Gij hebt van al mijn verwanten het meeste hart voor mij getoond; daarom is het mijn wensch, u als de erfgename van mijn geheele vermogen te kunnen beschouwen. Ik had u dat onvoorwaardelijk kunnen vermaken, maar ik oude, eenzame man voel op het einde van mijn leven behoefte aan belanglooze genegenheid. Mijn andere verwanten zullen allen in hun begeerigheid om het testament in handen te krijgen mij en mijn gedachtenis vergeten - zij zullen dus niets vinden.