Uit het leven der blinden. -
Blinden zijn dikwijls buitengewoon ontwikkeld, anderen daarentegen letterlijk stompzinnig. Groot opzien verwekte tegen het einde der vorige eeuw Therese von Paradies, die in 1759 te Weenen geboren was en in haar derde jaar het gezichtsvermogen verloren had. Haar ouders gaven haar een hoogst zorgvuldige opvoeding; vooral werden haar muzikale talenten ontwikkeld, zoodat haar orgelspel een hooge virtuositeit bereikte. In het jaar 1784 maakte Therese met haar moeder een reis door Duitschland, Zwitserland, Frankrijk. Engeland, België en Pruisen. Overal werd zij aan de hoven gehoord en bewonderd, daar behalve haar muzikale voordrachten ook haar hooge ontwikkeling en de bijzondere levendigheid van haar geest ieders belangstelling gaande maakten.
Zij correspondeerde door middel eener zelf uitgevonden handdrukkerij, maakte zich bol opgewerkte aardrijkskundige kaarten, waarop de grenzen en rivieren door fijne draden zijde of garen, de zee door zand en de steden door platte kralen waren aangeduid. Zij herkende peronen, met wie zij voor verscheidene jaren gesproken had, onmiddellijk weer aan de stem. Uitspraak, toon en accent van den spreker waren haar voldoende om daaruit zijn karakter, temperament en gemoedsaard op te maken.
Dikwijls gaat de scherpte der zintuigen bij blinden zoo ver, dat zij zienden in nauwkeurigheid van oordeel overtreffen,
De bestuurder der blindeninrichting te Parijs ontving eens een bezoek van verscheidene dames in een kamer, waarin zich ook blinde meisjes bevonden. Toen de dames hem weer verlaten hadden, zeide een dier meisjes: ‘Hoe jammer dat de dame, die het laatst de kamer uit gegaan is, hinkt.’ De directeur, die de dame sinds lang kende, had daar tot dusver niets van gemerkt; bij navraag bleek werkelijk dat zij met den eenen voet sleepte, doch zóó dat het voor het oog nauwelijks merkbaar was.
Een jonge dame van aanzienlijke familie, die de zorgvuldigste opvoeding had genoten, maar op haar zevende jaar ten gevolge van een zonnesteek blind geworden was, bevond zich in een pensionaat te Genève, waar een jong onderwijzer de bijzondere belangstelling der kweekelingen gaande maakte. Men hield hem, naar zijn voorkomen, algemeen voor iemand van een groote twintig jaren. Alleen de blinde wilde, bij de vertrouwelijke gesprekken, die daarover in het pensionaat gevoerd werden, aan dien jeugdigen leeftijd niet gelooven; zij schatte hem, te oordeelen naar zijn stem, bepaald ouder, minstens vóór in de dertig, geheel in tegenspraak met de overige leeringen. Een onderzoek, bij gelegenheid ingesteld, bevestigde de juistheid harer waarneming.
Dezelfde dame moest later, toen zij getrouwd was, op een keer, aan zekeren heer X. een bepaalde som uitbetalen, die hij in afwezigheid van haar echtgenoot zou komen halen. Toen zij vernam, dat de bedoelde persoon er was, ging zij hem in de gang te gemoet en vroeg: ‘Is u mijnheer X.?’ Het antwoord luidde: ‘Om u te dienen, mijn naam is X.’ Daarop reikte zij hem het geld over. Toen nu haar man thuiskwam, zei de blinde vrouw: ‘Zoo'n corpulent man als die mijnheer X. is mij nog noot voorgekomen!’ En inderdaad onderscheidde zich X. door een bijzonderen lichaamsomvang.
Dezelfde dame is in staat, in de opera uit de stem en wijze van voordracht zich een juist denkbeeld te vormen van de persoonlijkheid van den zanger, en vooral zijn haar oordeelen over den vorm en de houding van den mond in den regel juist.
Daarentegen zijn er ook veel voorbeelden van geestelijke verstomping. In een blindeninrichting werd aan een blindgeboren, maar door onderwijs ontwikkelden knaap door een bezoeker gevraagd wat hij liever wilde: te kunnen zien of duizend thaler? Het antwoord