Bij den dood van Z.D.H. Mgr. A. Godschalk, Bisschop van 's-Hertogenbosch
Nu veertien jaren geleden gaf de Katholieke Illustratie het portret van den voortreffelijken prelaat, bij gelegenheid dat hij plechtig bezit nam van den bisschoppelijken zetel van 's-Hertogenbosch, dien [hi]j zoo waardig zou bekleeden. Thans, nu hij, midden uit zijn apostolische werkzaamheid is opgeroepen om bij God het loon te ontvangen voor zijn welbesteed leven, biedt zij haar lezers opnieuw zijn beeltenis aan, vergezeld van een afbeelding des vereerden dooden op zijn praalbed.
Welk een verschil tusschen beide voorstel lingen! Het portret geeft ons den beminden kerkvoogd te aanschouwen, gelijk de Bosschenaren hem in de laatste jaren in hun midden mochten zien, als een vriendelijk, welgemoed, schrander en eerbiedwaardig grijsaard, met den minzamen glimlach op het blozend gelaat, met zilveren lokken omkranst. En daarnaast zien wij die ongebogen kloeke gestalte neergeveld door den verschrikkelijken geesel, die in de laatste weken zoovele ouden van dagen trof; aanschouwen wij den Bisschop, die nog zoovele jaren tot heil van het diocees had kunnen arbeiden, zielloos op het praalbed uitgestrekt.
Behoeven wij er aan te herinneren, hoe dit plot eling afsterven diepe verslagenheid bracht niet alleen over 's-Hertogenbosch, maar over de gansche uitgestrektheid van het Bisdom, ja over geheel het katholieke Nederland? De algemeene rouw en het huldebetoon, waardoor de eerbied en liefde van geestelijkheid en geloovigen zoowel aan zijn lijkbaar als bij zijn plechtige uitvaart en begrafenis zich zoo welsprekend uitten, ligt ieder nog versch in het gehengen.
En wel mocht het bisdom van 's-Hertogenbosch treuren; want in Mgr Godschalk had het een Herder verloren, die zich, zooals de spreuk op zijn bidprentje luidde, in waarheid alles voor allen gemaakt had. Aan zijn groote verdiensten, door Paus en Koning erkend, zijn onvermoeide zorg voor de hem toevertrouwde kudde, zijn ijver voor de vorming der priesters, voor het christelijk onderwijs der jeugd, voor den luister van Gods huis en de eer der Zoete Lieve Vrouwe van den Bosch, zijn krachtig optreden tot bestrijding van den geest der wereld, kortom heel zijn omvattende bisschoppelijke werkzaamheid behoeft hier niet meer herinnerd te worden. Dit alles is ter gelegenheid van zijn overlijdeu van verschillende zij den in het licht gesteld, zoodat wij slechts ir herhalingen zouden vallen wilden wij er nog maals op wijzen.
De lezer beschouwe de beide afbeeldinger in dit nummer als een laatste hulde van ons tijdschrift aan Mgr. Godschalk's hoogvereerde nagedachtenis.