II.
Na het vertrek van hare vriendinnen zocht Solange haar man op om hem deze treurige geschiedenis mede te deelen. Een heerlijk, hemelsch denkbeeld was plotseling in haar gerijpt: zij wilde haren overvloed bewaren en met het aldus bespaarde op ongemerkte wijze de Voorzienigheid der Rolly's worden.
Orgelin was niet in het salon. Zijn kamer was, zonderling genoeg, van binnen gesloten. Solange, meenende dat Philippe was uitgegaan en zijn knecht bezig was met zijne kamer in orde te brengen, ging in haar boudoir. Een kleine nauwe gang verbond dit met de vertrekken van haren man. Solange wilde weten, wat de kamerbediende eigenlijk uitvoerde. Bij het openen der halfglazen deur bleef ze eensklaps als aan den grond vastgenageld staan. Er brandde vuur in den haard.... Philippe boog over de vlam en liet er eene oude portefeuille van rood leder in neerglijden; zijn aandacht werd geheel en al door het brandend document in beslag genomen.
Mevrouw Orgelin was als versteend. Eene herinnering, scherp en pijnlijk als het gegloeide lemmet van een stylet, welde in haar op. Toen zij Philippe trouwde, bezat hij driehonderdduizend franken.
Waakte of droomde zij? Bevond zij zich niet onder den centenaarsdruk van eene nachtmerrie? Zij wilde roepen maar kon niet. Ja, het was wel wezenlijk haar man, die daar voor het vuur stond, en het aanblies, en de langzame vernietiging der portefeuille met gierige blikken volgde. Hoe onzinnig het zijn mocht, Solange kreeg, in dit verschrikkelijk oogenblik, de vaste en innige overtuiging, dat die portefeuille aan De Rolly toebehoorde. O, zij wenschte van schaamte en smart te sterven. Maar, zoo Orgelin eens onschuldig was? Betaamde het haar, hem te beschuldigen? Zou hij haar ooit zulk eene hatelijke aantijging vergeven? Neen, neen, zij droomde, zij ijlde: het verachtelijk wezen, dat het geld der Rolly's onder zich behield, had niets met Philippe gemeen.
Intusschen was zij onbemerkt naar heur boudoir teruggewaggeld, waar zij voortging zich in een maalstroom van gissingen te verliezen. Doch in haar kwelling vergat zij den hemel niet: in een vurig gebed riep zij Hem om raad en h[u]lp aan. God! dit gewicht verpletterde haar. Wat te doen? Hoe licht te brengen in dit vreeselijk geheim? Zal ze haar oom raadplegen, hem hare ontdekking, hare vermoedens mededeelen?
Neen!
Solange knielde nogmaals neder.
Ditmaal duurde haar gebed lang, zeer lang.
Toen zij opstond, had zij hare ontroering onderdrukt. Zij ging naar beneden, trad haar parloir binnen en nam een boek ter hand. Roberval was ook aanwezig. De oude heer was ten hoogste met de Rolly's ingenomen en sprak er herhaaldelijk van. Ook nu, zoowel als eene poos later aan tafel, bracht hij de conversatie op dit terrein. Orgelin luisterde met een kalm gelaat en Solange vroeg zich meer dan eens af, of zij zich niet bedrogen had.
‘Hebt gij de zonderlinge geschiedenis reeds gehoord, die van de Rolly's in omloop is?’ vroeg Roberval aan zijn schoonzoon. ‘Rolly zou driehonderdduizend franken verloren hebben en daardoor geruïneerd zijn. Op reis verloren, zonder te weten hoe. Wellicht was hij ingeslapen en werd zoo bestolen.’
‘Men besteelt iemand zoo gemakkelijk niet,’ meende Orgelin.
‘Hoor me dien eereman!’ lachte Roberval, ‘die niet aan schelmerijen gelooft! 't Is er niet minder zeker om, Philippe, dat de portefeuille zoek was en zoek gebleven is, en dat eene heele familie in het ongeluk is gestort, omdat deze of gene gelukkige schurk, die de galg verdiende, het geld heeft genaast. O, het zevende gebod bestaat niet meer voor meer lieden, dan gij veronderstelt, mijn eerlijke Orgelin.’
Solange bespiedde, met den dood in het hart, haar echtgenoot. Zij had al haar vermogen, ja, haar leven voor de zekerheid zijner onschuld ten beste gegeven. Maar de onbuigbare rechtschapenheid van haar gemoed getuigde tegen hem. Van waar die roode portefeuille? Waarom ze met gesloten deur, en onmiddellijk na het verhaal van Maguerite de Rolly verbrand? Er lag in dezen samenloop van omstandigheden eene verpletterende beschuldiging tegen haar man. Groote God, welk eene kwelling!.... En hoe dit kwaad hersteld?’
Ter prooi aan eene namelooze smart, bracht zij den nacht slapeloos door. 't Was haar onmogelijk, hare gedachten een enkel oogenblik van dit treurig onderwerp af te leiden.... Wat raad?.... Wat moest ze doen in dit schrikkelijk geval?.... Oom Roberval mocht nooit iets van de zaak vernemen. Wie weet, waartoe hij in zijn billijken toorn in staat was. Het geld moest aan de Rolly's gerestituëerd worden, dat leed geen twijfel; maar het moest op zulke wijze geschieden, dat haar oom zelfs geen vermoeden kon opvatten, dat zijn gemoedsrust niet een schaduw van gevaar liep: zij wilde alléén dezen kelk drinken, 't geheim der schande en der smart, van haar lot geketend te zien aan dat van een.... het woord doorpriemde haar als een gloeiende naald - zou ze meenemen in het graf. Hare verhouding tot Orgelin werd door deze ontdekking geheel gewijzigd. Hoe kon ze hem nog liefhebben, hem vertrouwen? Onmogelijk! doch zijn naam zou voor de wereld vlekkeloos blijven, Solange alleen zou 't gewicht torsen van het kruis! Geen woord van verwijt zal ze hem toestieren, geen enkel bewijs van wantrouwen geven: aan God alleen zal ze haar leed klagen. En zijne schuld zal ze betalen... Maar hoe?
Haar moeder had haar een kapitaalje van tien duizend franken nagelaten, 't was een drup in den emmer, meer niet. Hare juweelen zouden bij verkoop wellicht het dubbele van die som opbrengen: wat beteekende ook die kleinigheid? Bovendien, zij kon zich van haar diamanten, een geschenk van Roberval, niet ontdoen zonder vroeg of laat de achterdocht van haar oom gaande te maken.
Heilige God, hoe eene oplossing te vinden voor die vreeselijke vraag?
Het leven had voor haar zijne aantrekkelijkheden verloren, haar gestel, dit voelde zij, was waarschijnlijk tegen dezen zedelijken schok niet bestand... Sterven aldus... sterven in den eersten bloeitijd des levens.... sterven, terwijl men jong is, en rijk en schoon... Rijkdom, geluk, leugenachtige klanken! Voortaan is