De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 8
(1891-1892)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe kapel ter eere van de H. Liduina in de O.L.V. visitatie-kerk te Schiedam.Gelukkig een land, dat zijne helden weet te eeren. Iedere bladzijde der wereldgeschiedenis is vervuld van den lof der groote mannen of vrouwen, die op een of ander gebied onder hunne tijdgenooten hebben uitgeschitterd. Het verre nageslacht prijst nog een Alexander den Groote, een Cesar, een Hannibal, een Napoleon, om den heldenmoed, waarmede zij als veroveraars aan de spits hunner legers streden, en de zegevierende krijgers met hun moed bezielden. Men roemt nog om strijd een Columbus, den ontdekker van Amerika, een Laurens Coster, den uitvinder der boekdrukkunst en zoovele anderen, en standbeelden, in het kostbaarst metaal of steen, vereeuwigen hun naam. Ook ons vaderland gaat trotsch op zijne helden: en wie herinnert zich niet den ijver en geestdrift, waarmede hij in zijne jeugd reeds de namen leerde en heldenfeiten las van een Karel den Groote, van een Michel Az. de Ruyter. een Tromp, die ons vaderland tegen de invallende vijanden verdedigden en onzen Hollandschen roem handhaafden en uitbreidden. Maar ook de Katbolieke Kerk heeft in alle eeuwen groote mannen voortgebracht, mannen, die aan den heldenmoed en de verdediging van het H. Geloof eene voorbeeldelooze reinheid van zeden paarden. Welk katholiek Nederlander is er niet trotsch op, een Willibrordus, Werenfridus, Bonifacius, Bavo, de 19 bloedgetuigen van Gorcum, een Petrus Canisius onder zijne landgenooten te mogen tellen? En de geestdrift en liefde van het katholieke Nederland heeft zich dan ook door alle tijden geuit, om den roem dier Christenhelden te vereeuwigen, getuige zoovele groote tempels, te hunner eer gebouwd en waarin alle kunsten hebben samengewerkt, om hun naam en roem onvergetelijk te doen leven onder het nageslacht. Is het dan te verwonderen, dat er op den 14en April 1890 een algemeene juichkreet opging van geheel het katholieke Nederland, toen het onzen roemrijken Paus Leo XIII behaagde de vereering te bekrachtigen van eene eenvoudige en heilige maagd, van de H. Liduina, die, op Hollandschen bodem geboren, daar al de jaren van haar aardsche leven heeft doorgebracht. Ja, Nederland, en inzonderheid Schiedam, mag groot gaan op het voorrecht zulk een Heilige onder zijne inwoners te mogen tellen. Schiedam aanschouwde in het jaar 1380 hare geboorte: Schiedam was gedurende 38 jaren getuige van hare matelooze smarten en van het bovenaardsch geduld, waarmede zij haren lijdenden Bruidegom trachtte na te volgen. Schiedam was getuige van haar sterven, toen zij 14 April 1433 hare vlekkelooze ziel terug gaf aan haren Schepper. Maar Schiedam was ook van dat oogenblik af getuige van den vromen eerbied, dien Nederlands Katholieken aan deze heilige maagd bewezen: nauwelijks was de mare van haren dood verspreid, of van alle kanten kwam men aansnellen om de Heilige te eeren, om haar lichaam te zien en met eigen oogen den bovennatuurlijken glans te aanschouwen, die van haar aangezicht straalde. En toen op den 17en haar stoffelijk overschot in de groote kerk in het graf werd neergelaten, volgden duizenden uit Rotterdam, Delft, Leiden, Brielle en andere plaatsen vol vereering haar lijkbaar. Die eerbied bleef met den dag toenemen zoodat reeds in 1434, één jaar na Liduina's kostbaren dood, naast het koor der oude St.-Janskerk, op haar grafgesteente een prachtige kapel te harer eer gebouwd werd. Onafgebroken duurde na haren dood de vereering der Heilige voort, totdat, na de vernieling der kapel ten gevolge van de Hervorming, Albert en Isabella, prins en prinses der Zuid-Nederlanden, het kostbaar gebeente van de Heilige heimelijk overvoerden naar Brussel, en aldaar aan de vrome zorgen der Zusters Carmelitessen toevertrouwden. Meer dan 250 jaren verbleef het aldaar, totdat eindelijk in 1871 een groot gedeelte van het kostbaar overschot werd afgestaan aan de kerk van O.L. Vrouw-Visitatie te Schiedam. Is 't wonder, dat de terugkeer van deze zoo kostbare relik wieën met dank baarheid en vreugde door Schiedam's Katholieken werd begroet! Is 't wonder, dat zij vol godsvrucht dezen heiligen schat met zorg bewaarden en vereerden, in afwachting van het oogenblik, dat in de geheimen van Gods Voorzienigheid verborgen was, waarop de openbare vereering der H. Liduina zou worden bekrachtigd. Is 't te verwonderen, dat, nu Z.H. de Paus het vurig verlangde woord heeft gesproken, dat nu Schiedam's katholieken, geleid door hun volijverigen herder, Pastoor Lans, den eerbied navolgende hunner katholieke voorvaderen, alles in het werk stellen om een kapel te doen verrijzen te harer eer, wedijverend in schoonheid met de eerste, die eenmaal boven haar grafgesteente verrees en door den woesten moker der beeldstormers verbrijzeld werd? De kapel, die het gebeente der H. Liduina zal bevatten, moet een waardige schatkamer zijn van zulk een vereerenswaardig en dierbaar overschot, want daar zullen de Katholieken van geheel Nederland hunne hulde brengen aan hunne Heilige. Aan den bouw en de inrichting van dit monument ter eere van zulk eene bij uitstek Nederlandsche Heilige zullen uitsluitend Nederlandsche kunstenaars de gaven van hun genie en van het talent, hun door God geschonken, besteden, ten einde nog aan het verre nageslacht te toonen, met welke vreugde de uitspraak van Z.H. den Paus op 20 Maart 1890 is begroet en welken on verflauwden eerbied en hartelijke liefde ook na vijf eeuwen het katholieke Nederland hun Heilige toedroeg. Het plan van de geheele kapel is vervaardigd door den talentvollen architect Joseph Th. J. Cuypers. De grondgedachte, die den kunstenaar bezielde bij het ontwerpen van zijn werk is deze St. Liduina voor te stellen, die door het lijden van dezen tijd zich de vreugde der eeuwigheid verworven heeft, die door geduld en namelooze smarten de glorie der verheerlijking is ingegaan. Vandaar dat wij in de altaartombe, keurig in marmer gebeeldhouwd, de H. Liduina zullen aanschouwen op haar ziekbed uitgestrekt, terwijl haar Engelbewaarder tot haar komt, om haar een nog niet volbloeiden rozentak aan te bieden, ten teeken, dat zij nog meer moet lijden, alvorens zij waardig zal bevonden worden, het loon harer werken te ontvangen. Maar boven in de spits zal het beeld der verheerlijkte Liduina prijken, wederom met haren Engelbewaarder, doch die haar nu te gemoet snelt, om haar den geheel in bloei staanden rozentak aan te bieden. In de tombe, aan weerszijden van de lijdende maagd, zullen in kostbaar mozaiek deze heerlijke woorden van den H. Paulus aan de geloovigen van Corinthe gelezen worden (I Cor. I 25): ‘Quod stultum est Dei, sapientius est hominibus, en Quod infirmum est Dei, fortius est hominibus’ d.w.z. ‘Wat dwaas is bij God, is wijzer dan de menschen, en wat zwak is bij God, is sterker dan de menschen.’ Boven de tombe zal een sierlijke expositietroon geplaatst worden, waarin de kostbare reliekschrijn, geheel uit verguld koper gedreven, die de relikwieën der Heilige bevat, ter vereering kan worden uitgesteld. Aan beide zijden van dezen troon boven de retabels in mozaiek, worden twee reliefs aangebracht, die tafereelen uit het leven der Heilige voorstellen, en die in verband met eenige schilderstukken aan den wand de voornaamste gebeurtenissen uit haar leven te aanschouwen zullen geven. Het beeld der verheerlijkte Liduina nu, gelijk wij het boven beschreven, zal boven den expositietroon geplaatst worden. Aan beide zijden van hetzelve worden twee vleugeldeuren aangebracht, waarop in beeld de geschiedenis zal worden weergegeven van de vereering aan de H. Liduina gebracht. Rondom de geheele tombe, die een waar meesterstuk zal worden, zal een kostbaar koperen hekwerk met candelabres zóó worden gearrangeerd, van den grond af tot aan den spitsen toren, die zich boven het beeld der verheerlijkte Liduina verheft, dat dit met waslicht ontstoken een waardige glorietroon van licht voor de heilige maagd zal uitmaken. Achter Liduina vormen draperieën, door vier zwevende engelen opgehouden, een schoonen achtergrond, waardoor het geheel slechts in luister kan winnen. Wanneer de kapel op die wijze eenmaal geheel voltooid zal wezen, zal zij een waardige rustplaats zijn voor de kostbare overblijfselen der Heilige. Zou nu geheel het katholieke Nederland, zoo wijd vermaard om zijne nooit volprezene milddadigheid, niet aanstonds bereid zijn tot de voltooiing van dit verheven monument mede te werken? Nederlands roem der milddadigheid weerklinkt van de wouden van Afrika tot aan de woeste streken der Vereenigde Staten, ja geen streek der katholieke wereld, waar niet de naam van Neerlands milddadigheid met gulden letteren geschreven staat; en zouden wij dan achterblijven, waar 't de eer geldt van een der onzen, van eene maagd, in ons midden geboren, op onzen bodem opgegroeid, die, levende in dezelfde omstandigheden als wij, de palm der eeuwige victorie op onzen bodem verworven heeft? Ons katholiek hart zal zich niet verloochenen, waar 't geldt, ons nageslacht te verhalen, hoe de tijden van het geloof na de schrikkelijke dagen der Hervorming de uitspraak hebben begroet van den H. Stoel, die de openbare vereering van Neerlands H. Liduina heeft goedgekeurd en bekrachtigd! Waar onze voorvaderen hun geloof en liefde toonden door het oprichten van onvergankelijke monumenten ter eere hunner Heiligen, daar zullen wij, hunne nazaten, toonen, dat nog een zelfde liefde voor onze Heilige ook ons hart bezielt. Het was daarom een goed idee van eenige edele dames te Schiedam, om zich tot eene | |
[pagina 159]
| |
commissie te vereenigen, ten einde de giften, hoe klein ook, die ieder voor dit doel wil afzonderen in ontvangst te nemenGa naar voetnoot(1). Geheel het katholieke Nederland juichte in de uitspraak des Pausen, op 20 Maart 1890. Vele pelgrims komen, om naast de HH. Bloedgetuigen van Gorcum te Brielle, ook Schiedams Maagd te eeren in de stad, waarin zij leefde, leed en stierf, dáár hare kostbare overblijfselen te bezoeken, en neergeknield voor dit heilig gebeente troost in het lijden, kracht in de wederwaardigheden af te smeeken van deze ‘Patrones der lijdzaamheid.’ En zouden dan Neerlands katholieken niet gaarne de spoedige voltooiing zien van dit monument, dat aan het verre nageslacht nog spreken zal van onzen godsdienstzin? Gelukkig het land, dat zijne groote mannen eert; maar zeker gelukkig het land, dat zijne Heiligen een waardige liefde toedraagt, en aan de overblijfselen zijner Heiligen een passende rustplaats aanbiedt! Frankrijk toonde zijne gehechtheid aan zijn Napoleon door het oprichten van dien kostbaren ‘tombeau’ in het Hótel des Invalides, waar de asch van den gevierden keizer te midden zijner onderdanen rust. Waar dus een volk op zoo schitterende wijze zijn liefde toont tot zijn vorst, die slechts vergankelijken roem voor zich en zijn volk verwierf, zouden wij daar niet eenzelfde, ja een grootere liefde toedragen aan de Maagd, die in ons midden, zich een onsterfelijken naam, een onvergankelijken roem verwierf, niet door veroveringen van volkeren en landen, maar door de overwinning van zich zelf, door het onuitputtelijk geduld van een 38-jarig lijden! Ja, ook onze liefde tot onze Heiligen zal zich waardig toonen in de voltooiing van dit ontworpen monument, dat eenmaal in de O.L. Vr. Visitatiekerk te Schiedam een waardige hulde onzer vereering brengen zal aan de H. Maagd Liduina. |
|