De hoogw. pater Nicolaus Mauron,
Generaal-overste van de congregatie des allerheiligsten verlossers.
Was de 27e Maart 11. een blijde gedenkdag voor alle Katholieken van Nederland, om het gouden priester-jubilé van hun beminden Aartsbisschop, Z.D.H. Mgr. P.M. Snickers, nog meer was hij het voor de Redemptoristen, daar ook hun aller vader, de Hoogw. P.N. Mauron, dienzelfden dag een zelfde jubilé vierde.
De lezer vergunne, dat wij hem bij het zoo juist gelijkend poitret van den Hoogw. P.N. Mauron, in het kort den levensloop van dezen verdienstvollen man weergeven.
Den 7en Jan 1818 te St. Sylvester, bij Freiburg in Zwitserland geboren, werd hij als kind reeds bekend met de Congregatie des Allerheiligsten Verlossers. Onder leiding van een Pater Redemptorist, Jozef Hof bauer, leerde hij de grondbeginselen van het Latijn. Reeds den 17en Oct. 1836 ontving hij het ordekleed in de Congregatie des Allerheiligsten Verlossers en legde hierin, 18 Oct. 1837, zijne kloostergeloften af. Op drie-en-twintigjarigen leeftijd, 27 Maart 1841, werd hem de H. Priesterwijding toegediend. Hadden zij, die bij deze indrukwekkende plechtigheid tegenwoordig waren, een blik in de toekomst kunnen werpen, met ware begeestering zouden zij gejubeld hebben: ziet daar den Priester, dien de Heer met eere kronen zal. Nauwelijks priester gewijd, werd de talentvolle kloosterling door den Eerbiedw. Dienaar Gods, P. Jos. Passerat, tot Prefect en Lector der studenten zijner Congregatie te Freiburg benoemd. Toen echter in 1847 de oorlog uitbrak, moest hij onder de grootste gevaren naar Contamine in Frankrijk vluchten. Daar bleef hij tot het jaar 1848, als professor in de zedekundige Godgeleerdheid, en trad vervolgens met de grootste vrucht als Missionaris op. Den 1en Januari 1851 tot Provinciaal-overste der Fransch-Zwitsersche provincie benoemd, werd hij in 1855 naar Rome geroepen, om het Generaal-Kapittel zijner orde bij te wonen. De algemeene achting en liefde, welke hij zich had verworven, zijn schrander doorzicht, dat daar vooral uitblonk, deden hem, nog slechts 37 jaren, den 2en Mei 1855, tot Generaal-Overste zijner Congregatie benoemen. Dat tijdens zijn 36jarig Generalaat, trots alle lijden en vervolging, de Congregatie buitengewoon is toegenomen, blijkt reeds hieruit, dat zij metverschillende nieuwe provincies vermeerderd is en zich in verscheidene landen gevestigd heeft, zooals in Australië, in Canada, Chili, Ecuador, Suriname, de Argentijnsche Republiek, enz. enz.
Wat al weldaden bewees hij verder aan zijne orde. Onder zijn generalaat werd haar H. Stichter, de H. Alphonsus Maria de Liguori, onder het getal der Kerkleeraars gesteld, de Eerbiedw. Clemens Maria Hofbauer op de altaren verheven, de deugden van den Eerbiedw. Gerardus Maria Majella heldhaftig verklaard en de zaak der heiligverklaring van onderscheidene anderen ondernomen. Aan zijne ijvervolle bemoeiingen dankt de katholieke wereld de alomverbreide vereering der wonderbeeltenis van O.L. Vrouw van Altijddurenden Bijstand.
De hoogwaardige pater nicolaus mauron.
Geen wonder, dat zulk een man de innige vriend is van Z.H. Leo XIII. De Hoogw. P.N. Mauron was op het laatst van 1881 door eene gevaarlijke ziekte getroffen en had daarom, gedurende geheel het jaar 1882, rust moeten nemen. Gode zij dank, hij herstelde gelukkig. Toen hij nu wederom in Rome was teruggekeerd, mocht bijna zijn eerste gang een audiëntie zijn bij Z.H. Leo XIII. De H. Vader wilde hem in zijn gewoon zitvertrek ontvangen. P.N. Mauron wachtte aldaar staande den Paus. Zoodra Z.H. verscheen, wilde hij knielend den zegen ontvangen, doch de Paus hief hem op en bood hem een stoel aan. ‘Pater Generaal,’ zoo begon Z.H., ‘hoe verheugt het mij u weder te aanschouwen! Toen gij de laatste maal hier waart, dacht ik niet u nog weer te zullen zien. God zij dank!.... Maar Pater Generaal,’ vervolgde de Paus allerminzaamst, ‘waar is uw wandelstok, waarop gij steunt?’
Op de verontschuldiging, dat het hem niet geoorloofd was in 's Pausen tegenwoordigheid met een stok te verschijnen, hernam Z.H. met vaderlijke liefde: ‘Pater Generaal, vóór alles geef ik u eerst drie dispensaties, wanneer gij mij komt bezoeken; vooreerst moet gij hier altijd uw stok meebrengen, zonder welken gij zoo moeilijk kunt gaan, ten tweede, zoodra gij hier zijt, neemt gij altijd aanstonds een stoel; en ten derde ontsla ik u van alle kniebuigingen en voorgeschreven ceremoniën, als gij in mijne tegenwoordigheid verschijnt.’ Daarna sprak de H. Vader nog geruimen tijd met de grootste belangstelling over de Congregatie des Allerheiligsten Verlossers en wensen te ten slotte Z. Hoogeerw., dat hij nog vele jaren deze Congregatie èn tot haar eigen welzijn èn tot 's Pausen vreugde mocht bestieren. Moge deze wensch, zoo schoon reeds in vervulling gegaan, nog ruimer vervuld worden!
Als onderpand daarvan mag echter de apostolische zegen strekken, dien de H. Vader hem op zijn jubeldag door een gedelegeerde deed toekomen tegelijk met een breve, waarin hem een volle aflaat geschonken werd.