Het onderbroken duel. -
Katjesspel! Is dat woord ook niet toepasselijk op het onzinnig gebruik om kibbelarijen, soms onder het spel aangekomen, met een krab of schram uit te maken? Wel wordt de malle vertooning door allerlei groote woorden als gevoel van eer, eigenwaarde, mannenmoed en wie weet wat al meer als iets hoog ernstigs voorgesteld en zelfs door een keizer Wilhelm tot een kenmerk van zielegrootheid opgevijzeld; maar voor een verstandig mensch is dat zoogenaamde wreken der beleedigde eer door een sabelschram of degenprik eenvoudig katjesspel.... òf een roekelooze misdaad.
Wanneer het namelijk wezenlijk ernst is met het tweegevecht, wanneer de beleedigde inderdaad geen rust heeft voor hij den hem aangedanen hoon in het bloed van zijn vijand heeft afgewasschen, ja zich zelfs niet zou ontzien ter voldoening aan zijn blinde wraakzucht hem met een doodelijken houw of steek uit de wereld te helpen, dan wordt het duel iets vreeselijks en Godtergends.
Zulk een gevecht op leven en dood schijnt op het tafereel onzer gravure te moeten plaats hebben. De sombere ernst der getuigen, de strijdlust der beide vijanden, die reeds hun jassen hebben afgeworpen om met de blanke sabel elkander te lijf te gaan, toonen duidelijk dat het hier meenens is, en het rijtuig op den achtergrond misschien straks een doodelijk gewonde zal hebben weg te voeren.
Maar gelukkig, daar komt als een verzoenende engel een jonge dame tusschenbeide, de zuster, misschien de verloofde van een der strijders, die hem voor de voeten springt en met de kracht der vertwijfeling den arm weerhoudt, die op het punt was wellicht een moord te begaan. Door haar smeekenden blik, haar gebeden en tranen poogt zij den wraakgierige te verbidden, die, gramme blikken naar zijn tegenstander werpend, in tweestrijd staat of hij de stem der verzoening gehoor verleenen, dan wel zijn hartstocht in volgen zal. Allicht zou hij geneigd zijn voor de smeekingen van het meisje te zwichten. Maar wat zullen de anderen van hem denken? Zullen ze hem geen lafaard schelden? Met vorschende strenge blikken zien ze hem aan, en terwijl de hartstocht in zijn binnenste misschien reeds is bedaard, terwijl zijn geweten, ja het eenvoudig gezond verstand hem reeds overtuigd heeft dat hij het wapen niet mag trekken tegen zijn evenmensch, zal hij bij slot van rekening misschien toch nog wijken voor het verwenschte menschelijk opzicht!