Wetenswaardigheden.
een waarlijk edele trek wordt van keizer Alexander van Rusland verhaald. Een onderofficier bij een infanterie-regiment had zich voor zekere aangelegenheid met een verzoek tot den keizer gewend, maar deze had zijne vraag moeten weigeren, waarover de officier verbitterd was geworden zóó zelfs, dat hij zijnen wrevel in een bijtend spotdicht op den persoon des keizers lucht gaf. Dit spotdicht had hij aan sommigen zijner kameraden voorgelezen en daarna in zijn' lessenaar neergelegd. Een dier kameraden, met wien hij vroeger twist gehad had, wist het papier te bemachtigen en den keizer in handen te spelen. Deze las het spotgedicht en op zekeren dag bij de parade liet hij zich door den overste van het regiment aan den hem bij name bekenden officier voorstellen, overhandigde hem het papier en zeide: ‘Vernietig dit geschrift, en wanneer gij voortaan uwen lust tot verzenmaken niet bedwingen kunt, kies dan een gepaster onderwerp, of bewaar ten minste uwe papieren beter, opdat niet weder een trouweloos kameraad in de verzoeking kome u daardoor in moeielijkheid te brengen!’ De aanbrenger werd naar een regiment te Orenburg verplaatst en tot gemeen soldaat gedegradeerd.
***
eens had koning frederik wilhelm I van Pruisen de bezoldiging van bijna alle hofbedienden, voornamelijk van de lager geplaatsten, verminderd. Deze maatregel veroorzaakte natuurlijk geene geringe verslagenheid en ontevredenheid onder de hofbedienden. - Eenige dagen na de afkondiging van dat besluit trad de geheimraad von Gundling, 's konings poetsenmaker, in diens kamer, terwijl de koning nog te bed lag. Het binnenkomen van von Gundling geschiedde met zooveel gedruisch en hij schoof daarbij de stoelen, als stonden zij hem in den weg, zoo driftig op zijde, dat de koning, door het leven gewekt, de gordijnen van zijn ledikant opent en bij het gewaarworden van von Gundling hem vraagt: ‘Wat drommel maakt gij daar voor eene beweging?’ - ‘Ach,’ antwoordde von Gundling, ‘men heeft tegenwoordig niets dan verdriet en ergernis.’ - ‘Wat is er dan? Gij ziet er zoo geweldig boos uit!’ - ‘Hoe kan men er vroolijk uitzien, wanneer men aan alle kanten verslagen gezichten ziet, en klachten en zuchten hoort?’ - ‘Wie klaagt dan?’ ‘Al uwe bedienden, Sire! Ze hebben bijna allen te veel van uw inkomen opgestreken.’ - ‘Dat is waar. Het volk krijgt meer dan het verdient, en het bedriegt mij daarenboven en doet maar half zijn plicht, of dikwijls in 't geheel met.’ - ‘Ja, dat moet ik Uwe Majesteit toestemmen. Nog heden heb ik zulk eene ergernis van mijne dienstmeid gehad. Ik gelastte haar: zij zou de trappen schuren. Maar wat doet ze? Ze schuurt eerst den ondersten trap, daarna den tweeden, derden, vierden, tot boven toe, en terwijl ze hooger klimt, maakt ze met hare voeten alles weêr morsig. Dat kan niets helpen. Men moet van boven beginnen, Uwe Majesteit, van boven.’ - De koning, de verborgen bedoeling bemerkende, zeide lachend: ‘Daarin hebt gij gelijk. Ik zal er met den hofmaarschalk over spreken.’
***
een slecht geweten. De redacteur van een klein blad kocht eene partij geraspte suiker, waarin hij fijn wit zand dooreengemengd vond. Nu plaatste hij in zijn blad het navolgende: ‘Ik heb van een koopman hier ter stede suiker gekocht, waarin zich een half pond zand bevond. Indien de man, die mij op deze wijze heeft bedrogen, binnen 24 uur mij niet 7 pond goede suiker aan mijn huis laat brengen, zal ik zijn naam bekend maken.’ - In dien tusschentijd zonden 5 kooplieden ieder hem 7 pond beste suiker toe.
***
twee rijke bankiers wandelden samen in eene drukke straat; een hunner liet zijnen zijden zakdoek een heel eind uit