Kleinigheden.
De beruchte Barnum was de uitvinder en vader van den Humbug (Pocherij.)
Hij was waarlijk groot in het mystificeeren van het publiek. Onvermoeid en inderdaad ook gelukkig was hij in het opdelven van dingen, die een ieder bezienswaardig en merkwaardig toeschijnen. Barnum was het, die den beroemden triomftocht van den dwerg-generaal Tom-Pouce door Amerika leidde. Er zijn een tal van merkwaardige dwergen geweest, die echter nooit zoo'n opzien gebaard hebben. Blijkbaar is die bijval grootendeels aan Barnum's handigheid toe te schrijven. De titel van generaal is al een meesterstuk. De groote menigte, die niet veel onderzoekt, maar heel graag zich over 't een of ander ontzettend verbaast, stroomde naar generaal Tom Pouce. - Tom Pouce zonder titel - zonder dezen in 't oog vallenden en eenigszins onzinnigen titel, had niemand misschien eenige aandacht geschonken.
Barnum had een kabinet, een museum van de allerbuitengewoonste dingen uit al de werelddeelen bijeengebracht. Daar vond men alles, waarheid en verdichting, dooreen.
Hij liet er het geraamte zien van een reus van 18 voet hoog; wie hem niet geloofde, dien overhandigde hij documenten, welke de verklaring behelsden, dat bij 't graven van een spoorweg, de beenderen van dezen reus 20 voet diep onder de oppervlakte toevallig opgegraven waren. - Inderdaad was dit volkomen waar. Maar Barnum verzweeg, dat hij 't reuzengeraamte uit walvischbeenderen en andere beenderen kunstmatig had laten samenstellen en daarop begraven, waar hij wist dat men later opnieuw den grond zou omwoelen. De beenderen hadden jaren lang onder de aarde gelegen.
Eens had hij eene stokoude negerin gevonden, die allerlei liedjes uit den grooten vrijheidsoorlog wist op te zeggen. Daar Washington's naam haar dikwijls op de lippen kwam, wist hij haar te doen gelooven, dat zij eigenlijk Washington's minne geweest was en liet haar voor geld zien. Geheel Amerika was in rep en roer om het oude blinde en doove schepsel te zien en Barnum's ontvangsten waren ontzaglijk groot. Toen eindelijk de nieuwsgierigheid verzadigd was en de toeloop ophield, liet Barnum heimelijk in een dagblad, dat men voor een hem vijandig gezind orgaan hield, het volgende bekend maken:
‘GROOT ONGEHOORD BEDROG VAN DEN ONBESCHAAMDEN BARNUM.’
in afwachting.
‘Mijnheer B. is er wederom in geslaagd, om heel New-York bij den neus te nemen. De oude negerin in zijn museum heeft nooit Washington's min kunnen wezen, want zij is een automaat. Barnum heeft haar door een knap Italiaan uit hout en perkament laten maken. 't Is eene soort van spreek-machine.’
't Gevolg van deze beschuldiging was, dat allen er nóg eens heengingen, om te beslissen of het een levend wezen of een kunstprodukt was.
En wederom regende het shillingen!
Barnum vertelt in zijne memoriën ook het volgende stukje.
Hij had vroeger een winkeltje ten platten lande en stond eens in de deur te luieren, toen er een rondventer met een zwaar beladen wagen voorbijkwam.
De kerel hield op en sloeg Barnum een ruilhandel voor.
Barnum wist dat zulke rondventers geslepen lieden waren, die bij elken handel steeds zichzelven bevoordeelen.
Hij schudde dus 't hoofd.
Maar de rondventer zei: ‘Hoor eerst mijne voorwaarden. Ge kunt van mijne waren uitzoeken wat ge wilt; ik zal ze u tegen inkoopprijs laten. Daarentegen wil ik geen geld, maar eveneens waren uit uwen winkel. Ge kunt echter zelf bepalen welke, en kunt mij den verkoopprijs berekenen.’
Barnum scheen een oogenblik bij zich zelven na te denken en zei:
‘Nu, dat's aangenomen! Wat hebt ge daar? Slijpsteenen! best! Wat kosten ze?’
‘Bij inkoop een shilling het dozijn, en bij verkoop een shilling 't stuk.’
‘Twaalfhonderd percent! niet kwaad! Draag me er dan maar twaalf dozijn in mijn winkel.’
Toen het transport afgeloopen was, zei Barnum: ‘hoor nu eens, man, ik verkoop even als gij, en daar het uitgemaakt is, dat ik de waren kies en ze u tegen den verkoopprijs bereken, neem dan een dozijn slijpsteenen!’
De rondventer stond een poos als aan den grond vastgenageld, en begon toen luid te lachen zeggende: ‘Dat éene dozijn kunt ge nu ook wel houden; maar gij zijt een duivel van een vent! Uw lesje is me meer waard dan twaalf dozijn slijpsteenen.’
Hier zien we, dat de Amerikaan het volstrekt niet kwalijk neemt, wanneer men hem weet te imponeeren.