De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 6

Gedachten, lessen en zedekundige grondregelen.
Uit Jacob Cats.

Beziet hoe vruchtbaar is het kwaad:
Het vindt terstond een medemaat.
Wie doet er ooit een mallen greep,
Die geenszins heeft zijn nagesleep?
En waar toch is een grillig man,
Die niet zijn aanhang maken kan?
Wel kinders! wie gij wezen meugt,
Dat raakt vooral uw zwakke jeugd:
Dus hoedt u voor een kwaad gespeel;
Want ziet! een dwaas die maakt er veel.

Eigen woning, eigen dak,

Groot voorwaar is uw gemak;

Eigen keuken, eigen haard,

Groote schatten zijt gij waard;

Want al zijt gij niet te groot,

Gij zijt dienstig voor den nood;

Beter (Prinsen! met verlof)

Beter dan eens Konings hof;

Want dit houd ik wonder vast:

Groote zalen, groote last;

En gelijk men staàg bevindt -

Hooge torens, hooge wind.