zij moet tot een geschenk dienen voor zijne gemalin. Morgen komt hij voor het laatst; onvergezeld, onbekend zal hij in deze afgelegene plaats komen en evenals altijd van het voorhuis door dit vertrek het atelier binnentreden. Hij zal het niet meer verlaten.’
Er ontstond eene beweging onder de gasten.
‘Morgen reeds?’ vroeg meer dan een hunner op dralenden toon.
Het vuur ontschoot Beracci's oogen.
‘Morgen of nooit,’ riep hij, ‘wanneer gij mannen en geene lafaards zijt! Dit zal u moed geven.’
Bij deze woorden nam hij uit de portefeuille een aantal banknoten, welke hij uitstrooide voor hen, die er gretig hunne handen naar uitstaken. ‘In de kast in den muur van het zijvertrek vindt gij vermommingen, die uw ontsnappen gemakkelijk maken, en Engeland zal u gaarne eene schuilplaats verschaffen. Ik zelf heb alles reeds voorbereid, om terstond over het Kanaal de vlucht te nemen; dààr wacht ik u.’
‘En wat moet er gebeuren, meester?’ vroeg een van de deelnemers van den geheimen bond, een verloopen dagbladschrijver, die om een pamflet tegen de gemalin van Bonaparte eene straf ondergaan en daarom tegen den eersten consul wraak genomen had.
‘Gij zult het vernemen. Wij scheiden niet van elkander, voordat de daad is voltrokken,’ antwoordde de beeldhouwer. ‘Dit glas wijd ik den goden der wraak - op ons welslagen!’
De glazen klonken tegen elkander zoo hard, dat de kreet van den verscholene niet gehoord werd. Jacques zag zich als eene muis in de val gevangen; elke poging om zich te verwijderen, ten einde het onheil van het hoofd van Eugène's stiefvader af te weren, moest zijn eigen leven bedreigen; en als hij bleef, hoe zou hij dan de beraamde misdaad kunnen verhinderen?
‘Zoodra de dag aanbreekt,’ ging Beracci voort, ‘gaat gij in het vertrek hiernaast om het slachtoffer af te wachten, dat ik aan u overlever. Ik zal er voor zorgen, dat de stoel van Bonaparte met den rug naar de deur gekeerd is. Om zeven uur gaat gewoonlijk een troep soldaten door de straat. De trommelslag, welke tot hier doordringt, kan den angstkreet van onze prooi overgalm[e]n. Het is zijn lust om over de imperatoren - zijne voorbeelden - te spreken. Ik zal met hem over Tiberius spreken, en op het geroep: ‘Kom hier, Romes bevrijders!’ kan hij eindigen als deze. Gij werpt dan achter zijn rug door de geopende deur de strop om zijn hals - één ruk, en 't is afgeloopen; wij verbergen het lijk in den kelder en verlaten elkaar langs de tuindeur. Onder het voorwendsel van afwezigheid van zijn heer sluit Pietro het atelier, en vooraleer men het spoor van den vermiste hier vindt, zal ook Pietro in veiligheid zijn. Op zijn hoogst zou de bedeljongen, waarvan ik een kunstenaar moet maken, tot zondenbok dienen; en daar deze den eersten consul voor een halfgod houdt, mag hij mijn ent halve een martelaar voor hem worden.’
Een boosaardig lachen ging met de laatste woorden gepaard. Het bloed kookte in de aderen van Jacques, en met moeite bewaarde hij zich voor eene overhaasting. Bij de ontsteltenis over het schrikwekkende plan voegde zich nu nog de rechtmatige toorn. Jacques was besloten Napoleon te redden of zelf met hem ten gronde te gaan.
De nacht ging voorbij - slapeloos voor de samenzweerders, in eene koortsachtige onrust voor den verborgen luisteraar. Zoo bleek als de eerste morgenschemering waren de gezichten der samenzweerders, toen de dag aanbrak.
De eenige, die zich wist te beheerschen, was Beracci. Met eene omzichtigheid en koelbloedigheid, eene betere zaak waardig, deed hij alle noodzakelijke beschikkingen, vooral echter nam hij de voorzorgsmaatregelen, welke zijne onmiddellijke vlucht en die zijner metgezellen van den tuin uit vergemakkelijken konden na het volvoeren der daad. Steeds ging de wijzer van de klok vooruit - het uur naderde, waarop de leeuw in de val zou geraken, zonder er iets van te vermoeden.
Jacques martelde zijne hersenen, duizenden plannen kwamen in zijn geest op, maar geen was er dat hem bevredigde. De beeldhouwer was sinds geruimen tijd alleen in het atelier. De deur, waardoor deze met het zijvertrek in verbinding stond, was in het slot gesprongen, natuurlijk zonder eigenlijk gesloten te zijn. Weinige passen van den drempel daarvan stond de stoel, waarop de eerste consul moest plaats nemen, en op een kleinen afstand bevond zich de buste van Bonaparte, welke hare voltooiing nabij was.
Beracci had den kiel, welken hij gedurende den arbeid droeg, over zijn reisgewaad gedaan. Om de onrust, die zich langzamerhand ook van hem meester maakte, te bedwingen, ging hij nu eens aan dit, dan aan dat werk. Jacques was er bang voor, dat de inwendige onrust den kunstenaar ook op de stelling kon voeren, daar alsdan zijne schuilplaats ongetwijfeld moest worden ontdekt.
Sinds lang schoot de zon hare stralen van den hemel neer. Elk oogenblik kon Napoleon het atelier betreden.
Op eens liet de schel een zachten toon hooren - het was het gewone, met Pietro afgesproken teeken, dat de eerste consul het huis was binnengekomen en zich door het voorvertrek naar het atelier begaf. - Men hoorde een vasten, vluggen stap - de kunstenaar opende de deur en sloot haar, zoodra de aangekomene den drempel had overschreden. Zonder iets te vermoeden, bevond zich Napoleon Bonaparte, de eerste consul van de Fransche republiek, in tegenwoordigheid van zijn doodvijand, in de macht van zijne moordenaars.
Jacques kon zich bijna niet langer weerhouden om een kreet tot tijdige waarschuwing te laten hooren, maar hij was nog vastberaden genoeg om in te zien, dat al te voorbarig handelen de noodlottige daad slechts zou kunnen bespoedigen bij het groote getal der tegenstanders, die in dit geval de uiterste middelen te baat zouden nemen.
De mannen, die zich in het zijvertrek bevonden, moesten onschadelijk gemaakt worden; maar helaas! hoe zou hij dit aanleggen? Dat was de vraag, waarop hij in zijn geest het antwoord nog niet had gegeven.
De man, die zich werkelijk reeds als dictator van Frankrijk kon beschouwen, scheen haast te hebben en erg verstrooid te zijn.
‘Onze laatste samenkomst moet de kortste zijn,’ zeide hij haastig; ‘ik moet eene militaire wandeling doen en de tijd, dien ik voor mijn heimelijk doel heb bestemd, is bijna verstreken. Men meent, dat ik in mijn studeervertrek ben, terwijl een huurkoetsier mij tot in de nabijheid van uw huis heeft gebracht. Haast u, Beracci; in tien minuten moet alles afgeloopen zijn.’
Een zonderlinge lach plooide zich om de dunne, kleurlooze lippen van den beeldhouwer.
‘Ik heb alles in orde gebracht, burger consul,’ zeide hij met eene kleine buiging, die aan eene bespotting deed denken; ‘wij zullen beiden tevreden zijn.’
Napoleon had op den stoel plaats genomen. Zijn gelaat was naar den kunstenaar gekeerd, die druk met zijn werk bezig was. Niettegenstaande alle zelfbeheersching beefde de beitel in de hand van Beracci.
Rataplan - plan - plan!
In de verte klonk de trommelslag, en steeds dichter bij hoorde men rataplan - plan - plan.
Napoleons veldheersoog schitterde op het hooren van het geroffel der trommen.
Jacques had zich opgericht. Als eene kat tot zijn sprong gereed, stond de buigzame gestalte, zonder door Bonaparte of door den beeldhouwer bemerkt te worden, achter diens rug op den bovensten trap van de stelling.
Hij had zijn besluit genomen. Zij moesten nog een weinig naderbij komen, de helpers, met zijn kameraad Eugène aan het hoofd.
En zij kwamen - rataplan - plan - plan al nader. Steeds luider klonk het door het voorvertrek in het atelier - rataplan - plan - plan.
‘Burger consul,’ - Beracci's stem beefde hoorbaar - ‘ik zou wel eens willen weten, of het Tiberius zou geholpen hebben, wanneer op hetzelfde oogenblik een cohorte praetor[i]anen voorbij het paleis gerukt was, dat Macro en zijne getrouwen op het geroep: kom....’
Hij kon den zin niet voleindigen, want een arm, wiens zwakheid de vertwijfeling in mannenkracht veranderde, had de magere gestalte van den Italiaan met zulk eene kracht naar achter geslingerd, dat hij op den grond stortte. Met een grooten sprong was Jacques van de stelling op den vloer neergekomen en bliksemsnel, zooals de aanslag van samenzweerders moest plaats grijpen, draaide hij den sleutel in het slot van het vertrek om, waarin de samenzweerders verborgen waren.
Napoleon was plotseling opgesprongen. Zijn stalen voorhoofd was met zware rimpels bezet en zijn blik dreigend.
‘Wat moet dat beteekenen?’ kwam er over zijne lippen minder op den toon eener vraag dan op dien van een bevel eens gebieders. Aan den blik, waarmee de Italiaan van den grond opstond, Bonaparte aanzag en vervolgens naar zijn beitel greep, bemerkte Jacques, dat alle gevaar voor den consul nog niet was geweken. Met beide armen hield hij den beeldhouwer vast, terwijl hij luid riep:
‘Vertoon u bij het venster aan de soldaten, burger consul! Eugène is daar.... hij weet....’
Bonaparte liep haastig naar het voorvertrek en liet de deur open; achter was het doodstil geworden na een kort geraas en heftig gerucht.
Rataplan - plan - plan!
Juist hadden de soldaten, aan wier hoofd Eugène de Beauharnais stond, de woning van Beracci bereikt. Tevergeefs had Eugène naar Jacques op den drempel uitgezien; maar zijne verbazing was des te grooter, toen er een venster in de benedenverdieping werd geopend en Napoleons welbekende stem op een commandeerenden toon weerklonk: ‘Halt!’
De trommels zwegen. Als een muur stond de soldatentroep.
‘Kapitein De Beauharnais en zes manschappen komen in huis, eene patrouille bewaakt de uitgangen!’ luidde het bevel van Napoleon.
In het volgende oogenblik bevond Eugène zich met zes manschappen in het voorvertrek.
‘Daarheen!’ Napoleon wees met zijne hand naar de geopende deur van het atelier, waaruit een dof kermen en kreunen weerklonk.
Een strijd op leven en dood deed zich werkelijk aan de oogen van Eugène voor. Jacques, bijna verstikt door de vingers van den Italiaan, die de keel van den jongeling samenperste, trachtte met steeds verminderende kracht den tot den waanzin ontvlamden beeldhouwer te weerstaan. Het was